Language of document : ECLI:EU:C:2015:473

Zaak C‑222/14

Konstantinos Maïstrellis

tegen

Ypourgos Dikaiosynis, Diafaneias kai Anthropinon Dikaiomaton

(verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door het Symvoulio tis Epikrateias)

„Prejudiciële verwijzing – Sociale politiek – Richtlijn 96/34/EG – Raamovereenkomst inzake ouderschapsverlof – Clausule 2, punt 1 – Individueel recht op ouderschapsverlof bij de geboorte van een kind – Nationale regeling op grond waarvan het recht op dat verlof wordt ontzegd aan ambtenaren van wie de echtgenote niet werkt – Richtlijn 2006/54/EG – Gelijke behandeling van mannen en vrouwen in arbeid en beroep – Artikelen 2, lid 1, onder a), en 14, lid 1, onder c) – Arbeidsvoorwaarden – Rechtstreekse discriminatie”

Samenvatting – Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 16 juli 2015

1.        Prejudiciële vragen – Bevoegdheid van het Hof – Grenzen – Bevoegdheid van de nationale rechter – Vaststelling en beoordeling van de feiten van het geding – Noodzaak van een prejudiciële vraag en relevantie van de gestelde vragen – Beoordeling door de nationale rechter

(Art. 267 VWEU)

2.        Recht van de Europese Unie – Uitlegging – Methoden – Letterlijke, systematische, historische en teleologische uitlegging – Inaanmerkingneming van de doelstelling en de algemene opzet van de betrokken handeling

(Richtlijn 96/34 van de Raad, zoals gewijzigd bij richtlijn 97/75, bijlage, clausules 1 en 2)

3.        Sociale politiek – Mannelijke en vrouwelijke werknemers – Toegang tot het arbeidsproces en arbeidsvoorwaarden – Gelijke behandeling – Raamovereenkomst EVV, UNICE en CEEP inzake ouderschapsverlof – Richtlijn 96/34 – Nationale regeling op grond waarvan het recht op ouderschapsverlof wordt ontzegd aan een ambtenaar van wie de echtgenote geen beroepsactiviteit uitoefent, tenzij laatstgenoemde wegens een ernstige aandoening of ernstig letsel niet in staat is om het kind op te voeden – Ontoelaatbaarheid

[Richtlijn 2006/54 van het Europees Parlement en de Raad, art. 2, lid 1, a), en 14, lid 1, c); richtlijn 96/34 van de Raad, zoals gewijzigd bij richtlijn 97/75, bijlage, clausules 1 en 2]

1.        Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punten 26, 27)

2.        Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punten 30, 37)

3.        De bepalingen van richtlijn 96/34 betreffende de door de UNICE, het CEEP en het EVV gesloten raamovereenkomst inzake ouderschapsverlof, zoals gewijzigd bij richtlijn 97/75, en richtlijn 2006/54 betreffende de toepassing van het beginsel van gelijke kansen en gelijke behandeling van mannen en vrouwen in arbeid en beroep moeten aldus worden uitgelegd dat zij zich verzetten tegen een nationale regeling op grond waarvan het recht op ouderschapsverlof wordt ontzegd aan een ambtenaar van wie de echtgenote niet werkt of geen beroep uitoefent, tenzij laatstgenoemde wegens een ernstige aandoening of ernstig letsel geacht wordt niet in staat te zijn om het kind op te voeden.

Zowel uit de bewoordingen van die raamovereenkomst als uit de doelstellingen en de context ervan vloeit immers voort dat elk van beide ouders recht op ouderschapsverlof heeft, zodat de lidstaten een dergelijke regeling niet mogen vaststellen. Bovendien leidt die regeling ten aanzien van vaders die ambtenaar zijn, bij de toekenning van ouderschapsverlof tot rechtstreekse discriminatie op grond van geslacht, als bedoeld in artikel 14, lid 1, onder c), van richtlijn 2006/54, gelezen in samenhang met artikel 2, lid 1, onder a), van die richtlijn.

(cf. punten 41, 52, 53 en dictum)