Language of document : ECLI:EU:T:2012:435

Zaken T‑168/10 en T‑572/10

Europese Commissie

tegen

Société d’économie mixte d’équipement de l’Aveyron (SEMEA)
en
Commune de Millau

„Arbitragebeding – Subsidieovereenkomst voor lokale ontwikkelingsmaatregelen, bestaande in uitvoering van werkzaamheden ter voorbereiding en lancering van het Europees Centrum voor plaatselijke ondernemingen te Millau (Frankrijk) – Terugbetaling van deel van betaalde voorschotten – Ontvankelijkheid van beroep tegen vennootschap naar Frans recht die uit handels- en vennootschappenregister is geschrapt – Toepassing van Frans recht – Bestuursrechtelijke overeenkomst – Terugvordering van onverschuldigd betaalde – Verjaring – Derdenwerking van arbitragebeding – Overname van schuld – Accessoriumleer – Derdenbeding”

Samenvatting – Arrest van het Gerecht (Derde kamer) van 19 september 2012

1.      Gerechtelijke procedure – Adiëring van het Gerecht op basis van arbitragebeding – Beroep dat is ingesteld tegen vennootschap die uit handels‑ en vennootschappenregister is geschrapt – Beoordeling van ontvankelijkheid naar toepasselijk nationaal recht

(Art. 256, lid 1, eerste alinea, VWEU en 272 VWEU)

2.      Nationaal recht – Frans recht – Invordering van schuldvorderingen van plaatselijke gemengde vennootschap die uit handels‑en vennootschappenregister is geschrapt

3.      Gerechtelijke procedure – Inleidend verzoekschrift – Vormvereisten – Vaststelling van voorwerp van geschil – Summiere uiteenzetting van aangevoerde middelen

(Statuut van het Hof van Justitie, art. 21, eerste alinea; Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, art. 44, lid 1, sub c)

4.      Niet-contractuele aansprakelijkheid – Voorwaarden – Onrechtmatigheid – Schade – Causaal verband – Ontbreken van een van voorwaarden – Volledige verwerping van beroep tot schadevergoeding

(Art. 340, tweede alinea, VWEU)

5.      Gerechtelijke procedure – Adiëring van het Gerecht op basis van arbitragebeding – Bevoegdheid van het Gerecht uitsluitend bepaald door artikel 272 VWEU en arbitragebeding – Toepassing van nationale bevoegdheidsbepalingen – Daarvan uitgesloten

(Art. 272 VWEU)

6.      Gerechtelijke procedure – Adiëring van het Gerecht op basis van arbitragebeding – Toepassing van beding op derde via opname van derdenbeding in overeenkomst – Toelaatbaarheid – Mogelijkheid van eenzijdige opzegging – Grenzen

(Art. 272 VWEU)

7.      Gerechtelijke procedure – Adiëring van het Gerecht op basis van arbitragebeding – Inleidend verzoekschrift – Vormvoorschrift voor beding – Schriftelijke vastlegging

(Art. 272 VWEU; Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, art. 44, lid 5 bis)

1.      Een beroep dat krachtens artikel 272 VWEU op basis van een arbitragebeding tegen een vennootschap wordt ingesteld, is niet-ontvankelijk indien de verwerende vennootschap bij de instelling van dat beroep geen rechts- of procesbevoegdheid bezit. Het in dat verband toepasselijke recht is dat waarnaar de betrokken vennootschap is opgericht.

Wanneer het toepasselijke nationale recht in dat verband erkent dat de rechtspersoonlijkheid van een vennootschap na vereffening kan blijven voortbestaan wanneer een derde een schuldvordering op de vennootschap opeist die haar oorsprong vindt in de activiteiten van de vennootschap, is een beroep dat strekt tot terugbetaling van die schuld ontvankelijk, ondanks dat bedoelde vennootschap uit het handels- en vennootschappenregister is geschrapt.

(cf. punten 52‑55, 57)

2.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punten 52‑56, 63‑67, 71, 78‑83, 85‑89, 92‑96, 127, 128, 154, 156‑158)

3.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punt 99)

4.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punten 106, 107)

5.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punten 115‑119, 123, 148)

6.      De opname in een overeenkomst van een arbitragebeding krachtens hetwelk de Unie een geschil tussen haar en een derde aan de Unierechter kan voorleggen, is niet in strijd met het vereiste van artikel 272 VWEU dat een dergelijk beding moet zijn vervat in een door of namens de Unie gesloten overeenkomst. Een derdenbeding kan immers worden beschouwd als een beding namens de Unie. Anderzijds moet dit vereiste van artikel 272 VWEU zo worden uitgelegd dat het eraan in de weg staat dat de bevoegdheid van de Unierechter inzake contractuele geschillen tegen de wil van de Unie kan worden toegekend. Wanneer een arbitragebeding uitsluitend ten voordele van de Unie strekt, kan dit de Unie niet tegen haar wil worden tegengeworpen.

Aangezien een arbitragebeding daarnaast van contractuele aard is, verzet niets zich ertegen dat het bestaan van een dergelijk beding wordt onderzocht in het licht van de algemene beginselen van het overeenkomstenrecht, zoals die uit rechtsstelsels van de lidstaten voortvloeien. Ook als een van deze beginselen luidt dat een overeenkomst alleen de partijen daarbij bindt, staat dit beginsel er niet aan in de weg dat twee partijen via een derdenbeding een recht aan een derde toekennen. Uit de algemene beginselen van het overeenkomstenrecht volgt dienaangaande dat het bestaan van een derdenbeding het resultaat kan zijn van een expliciete overeenkomst tussen de stipulator en de promissor die beoogt een derde een recht toe te kennen. Het bestaan van een dergelijk derdenbeding kan ook worden afgeleid uit de doelstelling van de overeenkomst of uit de omstandigheden van het geval.

Bovendien kunnen de stipulator en de promissor van een derdenbeding onder bepaalde voorwaarden het beding waarbij het betrokken recht wordt toegekend, schrappen of wijzigen. Op grond van de algemene beginselen van het overeenkomstenrecht is dit echter niet langer mogelijk nadat de derdebegunstigde de promissor of de stipulator heeft medegedeeld dat hij in het genot van zijn recht wil komen.

(cf. punten 134, 135, 138, 144)

7.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punten 145, 146)