Language of document : ECLI:EU:T:2012:4





Beschikking van het Gerecht (Derde kamer) van 11 januari 2012 — Ben Ali/Raad

(Zaak T‑301/11)

„Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid — Beperkende maatregelen in verband met situatie in Tunesië — Beroep tot nietigverklaring — Beroepstermijn — Tardiviteit — Geen overmacht — Geen verschoonbare dwaling — Vordering tot herziening van aangevochten handeling — Verzoek tot schadevergoeding — Kennelijke niet-ontvankelijkheid”

1.                     Beroep tot nietigverklaring — Termijnen — Regels van openbare orde — Ambtshalve onderzoek door Unierechter (Art. 263, zesde alinea, VWEU; Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, art. 102, leden 1 en 2) (cf. punten 15‑16)

2.                     Beroep tot nietigverklaring — Termijnen — Aanvang — Verordening betreffende restrictieve maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten in verband met situatie in Tunesië — Datum van mededeling van gronden van verordening aan deze personen en entiteiten (Art. 263, zesde alinea, VWEU; Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, art. 102, leden 1 en 2; verordening nr. 101/2011 van de Raad) (cf. punten 17‑20)

3.                     Procedure — Beroepstermijnen — Verval van recht — Verschoonbare dwaling — Begrip — Toeval of overmacht — Begrip (Statuut van het Hof van Justitie, art. 45, tweede alinea) (cf. punten 29, 32)

4.                     Beroep tot nietigverklaring — Bevoegdheid van Unierechter — Verordening betreffende restrictieve maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten in verband met situatie in Tunesië — Bevoegdheid om andere handeling in plaats te stellen van bestreden handeling of om bestreden handeling te herzien — Geen — Vordering tot vrijgeven of ter beschikking stellen van bepaalde bevroren tegoeden of economische middelen — Niet-ontvankelijkheid (Art. 261 VWEU en 264, eerste alinea, VWEU; verordening nr. 101/2011 van de Raad) (cf. punt 62)

5.                     Procedure — Inleidend verzoekschrift — Vormvereisten — Vaststelling van voorwerp van geschil — Summiere uiteenzetting van aangevoerde middelen — Verzoek tot herstel van door instelling van Unie veroorzaakte schade — Geen aanwijzingen omtrent geleden schade — Niet-ontvankelijkheid (Statuut van het Hof van Justitie, art. 19; Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, art. 44, lid 1, sub c, en 6) (cf. punten 69‑72, 76)

6.                     Procedure — Gedwongen interventie — Ontoelaatbaarheid (Statuut van het Hof van Justitie, art. 40; Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, art. 24, lid 6, 115 en 116) (cf. punten 79‑80)

Voorwerp

Enerzijds, beroep tot nietigverklaring van verordening (EU) nr. 101/2011 van de Raad van 4 februari 2011 betreffende restrictieve maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten in verband met de situatie in Tunesië (PB L 31, blz. 1), voor zover deze verordening doelt op verzoeker en, anderzijds, verzoek tot veroordeling van de Raad tot het vaststellen van bepaalde uitzonderingen op de bij deze verordening opgelegde bevriezing van tegoeden, alsook verzoek tot vergoeding van de schade die verzoeker stelt te hebben geleden

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Mehdi Ben Tijani Ben Haj Hamda Ben Haj Hassen Ben Ali zal zijn eigen kosten dragen alsmede die van de Raad van de Europese Unie.

3)

Er behoeft geen uitspraak te worden gedaan op het verzoek tot interventie van de Europese Commissie.