Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Ekonomisko lietu tiesa (Letland) op 3 mei 2023 – Strafzaak tegen A, B, C, Z, F, AS Latgales Invest Holding, SIA METEOR HOLDING, METEOR Kettenfabrik GmbH, SIA Tool Industry, AS Ditton pievadķēžu rūpnīca

(Zaak C-285/23, Linte 1 )

Procestaal: Lets

Verwijzende rechter

Ekonomisko lietu tiesa

Partijen in de strafzaak

A, B, C, Z, F, AS Latgales Invest Holding, SIA METEOR HOLDING, METEOR Kettenfabrik GmbH, SIA Tool Industry, AS Ditton pievadķēžu rūpnīca

In tegenwoordigheid van: Latvijas Investīciju un attīstības aģentūra

Prejudiciële vragen

1)    Moet artikel 24, lid 1, van richtlijn 2014/41/EU van het Europees Parlement en de Raad van 3 april 2014 betreffende het Europees onderzoeksbevel in strafzaken1 aldus worden uitgelegd dat het verhoor van de beschuldigde per videoconferentie ook ziet op de situatie waarin de beschuldigde per videoconferentie vanuit zijn woonstaat deelneemt aan de behandeling van een strafzaak die in een andere lidstaat plaatsvindt?

2)    Moet artikel 8, lid 1, van richtlijn (EU) 2016/343 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende de versterking van bepaalde aspecten van het vermoeden van onschuld en van het recht om in strafprocedures bij de terechtzitting aanwezig te zijn1 , aldus worden uitgelegd dat het recht van de beschuldigde om aanwezig te zijn bij de mondelinge behandeling ook kan worden gewaarborgd doordat de beschuldigde per videoconferentie vanuit zijn woonstaat deelneemt aan de behandeling van een strafzaak die in een andere lidstaat plaatsvindt?

3)    Staat de situatie waarin de beschuldigde per videoconferentie vanuit zijn woonstaat deelneemt aan de behandeling van een strafzaak die in een andere lidstaat plaatsvindt, gelijk aan zijn fysieke aanwezigheid ter zitting voor de rechter van de lidstaat bij wie de zaak aanhangig is?

4)    Indien het antwoord op de eerste en/of de tweede vraag bevestigend luidt, kan de videoconferentie dan alleen met betrokkenheid van de bevoegde autoriteiten van de lidstaat worden gehouden?

5)    Indien het antwoord op de vierde vraag ontkennend luidt, kan de rechter van de lidstaat bij wie de zaak aanhangig is, dan rechtstreeks contact opnemen met een beschuldigde die zich in een andere lidstaat bevindt en hem de link toesturen om verbinding te maken met de videoconferentie?

6)    Is het houden van een videoconferentie zonder betrokkenheid van de bevoegde autoriteiten van de lidstaat daarbij onverenigbaar met het behoud van de gemeenschappelijke ruimte van vrijheid, veiligheid en recht van de Unie?

____________

1 Dit is een fictieve naam, die niet overeenkomt met de werkelijke naam van enige partij in de procedure.

1 PB 2014, L 130, blz. 1.

1 PB 2016, L 65, blz. 1.