Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Vrhovno sodišče Republike Slovenije (Slovenië) op 12 april 2021 – RAIFFEISEN LEASING, trgovina in leasing d. o. o. / Republika Slovenija

(Zaak C-235/21)

Procestaal: Sloveens

Verwijzende rechter

Vrhovno sodišče Republike Slovenije

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: RAIFFEISEN LEASING, trgovina in leasing d. o. o.

Verwerende partij: Republika Slovenija

Prejudiciële vragen

Kan een schriftelijke overeenkomst uitsluitend als een factuur in de zin van artikel 203 van de btw-richtlijn1 worden aangemerkt indien zij alle in hoofdstuk 3 („Facturering”) van die richtlijn voorgeschreven vermeldingen voor een factuur bevat?

Indien het antwoord op deze vraag ontkennend luidt,

wat zijn de vermeldingen of de omstandigheden op grond waarvan een schriftelijke overeenkomst in elk geval (tevens) kan worden aangemerkt als een factuur waaruit een verplichting tot afdracht van btw in de zin van artikel 203 van de btw-richtlijn voortvloeit?

Of, meer bepaald,

kan een schriftelijke overeenkomst tussen twee btw-plichtigen betreffende een levering van goederen of een verrichting van een dienst worden aangemerkt als een factuur in de zin van artikel 203 van de btw-richtlijn indien daaruit uitdrukkelijk en op objectief kenbare wijze blijkt dat de verkoper of dienstverrichter als contractpartij voor een bepaalde handeling een factuur wilde uitreiken op grond waarvan de afnemer redelijkerwijs kon veronderstellen dat hij op basis daarvan de voorbelasting in aftrek kon brengen?

____________

1     Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB 2006, L 347, blz. 1).