Language of document :

Beroep ingesteld op 9 april 2013 - Group'Hygiène / Commissie

(Zaak T-202/13)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: Group'Hygiène (Parijs, Frankrijk) (vertegenwoordigers: J.-M. Leprêtre en N. Chahid-Nouraï, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

De verzoekende partij verzoekt het Gerecht:

richtlijn 2013/2/EU van de Commissie van 7 februari 2013 tot wijziging van bijlage I bij richtlijn 94/62/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende verpakking en verpakkingsafval krachtens artikel 263 VWEU met onmiddellijke ingang nietig te verklaren voor zover zij cilinders, met uitzondering van die voor industrieel gebruik, aan de lijst van voorbeelden van verpakkingen heeft toegevoegd;

de Commissie te verwijzen in alle kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van het beroep voert verzoekster zes middelen aan.

Eerste middel, ontleend aan de onbevoegdheid van de Commissie, aangezien de Commissie niet op basis van haar uitvoeringsbevoegdheid de wezenlijke bestanddelen van de basisregeling kan aanpassen. Omdat richtlijn 2013/2/EU2 de definitie van de verpakking van producten die niet zijn bedoeld in richtlijn 94/62/EG heeft uitgebreid, is richtlijn 2013/2/EU onbevoegd vastgesteld.

Tweede middel, ontleend aan de schending van artikel 296 VWEU en het algemene Unierechtelijke motiveringsbeginsel aangezien richtlijn 2013/2/EU niet uitlegt waarom enkel bepaalde cilinders verpakkingen zouden zijn. Verzoekster maakt kenbaar dat de motivering van de handeling des te noodzakelijker was nu de bestreden maatregel het standpunt van de organen van de Europese Unie ten aanzien van deze materie wijzigt.

Derde middel, ontleend aan de schending van richtlijn 94/62/EG, voor zover het duidelijk was dat de cilinders niet kunnen worden gekwalificeerd als verpakking, aangezien de cilinder een zuiver intern bestanddeel is van het product, en deze niet overeenkomt met de juridische definitie van de verpakking zoals vervat in richtlijn 94/62/EG.

Vierde middel, ontleend aan de schending van het beginsel van gelijke behandeling aangezien richtlijn 2013/2/EU vergelijkbare situaties verschillend behandelt, voor zover de richtlijn industriële cilinders niet als verpakkingen kwalificeert terwijl industriële en niet-industriële cilinders zich in een objectief vergelijkbare situatie bevinden, en voor zover producten met kenmerken die vergelijkbaar zijn met die van cilinders uitgesloten zijn van de verpakkingscategorie.

Vijfde middel, ontleend aan de schending van de beginselen van rechtszekerheid en gerechtvaardigd vertrouwen, voor zover richtlijn 2013/2/EU op een abrupte manier en zonder overgangsmaatregelen een wijziging aanbrengt in de oplossing van de wetgever van de Unie, volgens welke cilinders geen verpakkingen zijn voor de toepassing van richtlijn 94/62/EG.

Zesde middel, ontleend aan de schending van het evenredigheidsbeginsel, voor zover in tegenstelling tot andere industriële ondernemingen die zijn onderworpen aan de verpakkingsregeling, de bestreden maatregel onevenredige financiële gevolgen zou meebrengen voor de marktdeelnemers in de autosector. De cilinderfabrikanten zullen het volume van geproduceerde cilinders niet kunnen verlagen, omdat deze absoluut noodzakelijk voor en inherent zijn aan het product.

____________

1 - PB L 37, blz. 10.

2 - Richtlijn 94/62/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 1994 betreffende verpakking en verpakkingsafval (PB L 365, blz. 10).