Language of document : ECLI:EU:T:2021:685

BESCHIKKING VAN HET GERECHT (Achtste kamer)

8 oktober 2021 (*)

„Kennelijke onbevoegdheid”

In zaak T-570/21,

Cornelia Wilhelmina Vervloet-Mulder, wonende te Waalwijk (Nederland), vertegenwoordigd door Mr. P. van der Veld, advocaat,

verzoekende partij,

tegen

Universitair Ziekenhuis Antwerpen VZW,

verwerende partij,

betreffende een verzoek krachtens artikel 263 VWEU tot nietigverklaring van het vonnis van 29 september 2016 van de rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen (België) evenals van het proces-verbaal van de hoorzitting die voor deze jurisdictie werd gehouden,

geeft

HET GERECHT (Achtste kamer),

samengesteld als volgt: J. Svenningsen (rapporteur), president, R. Barents en J. Laitenberger, rechters,

griffier: E. Coulon,

de navolgende

Beschikking

 Procedure en conclusies van de verzoekende partij

1        Bij verzoekschrift, neergelegd ter griffie van het Gerecht op 10 september 2021, heeft de verzoekende partij het onderhavige beroep ingesteld.

2        Zij verzoekt het Gerecht:

–        om het vonnis van 29 september 2016 van de rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen (België) evenals het proces-verbaal van de hoorzitting die voor deze jurisdictie werd gehouden, nietig te verklaren.

 In rechte

3        Volgens artikel 126 van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht kan het Gerecht, wanneer het kennelijk onbevoegd is kennis te nemen van een beroep, beslissen om bij met redenen omklede beschikking uitspraak te doen zonder de behandeling voort te zetten.

4        In het onderhavige geval acht het Gerecht zich voldoende ingelicht door de stukken in het dossier en beslist het krachtens dit artikel om uitspraak te doen zonder de behandeling voort te zetten.

5        De verzoekende partij vraagt het Gerecht in casu om uitspraak te doen over de wettelijkheid van een beslissing en een verslag van een nationale jurisdictie.

6        De bevoegdheden van het Gerecht worden genoemd in artikel 256 VWEU, zoals gepreciseerd bij artikel 51 van het Statuut van het Hof van Justitie van de Europese Unie. Krachtens deze bepalingen is het Gerecht alleen bevoegd om kennis te nemen van op grond van artikel 263 VWEU ingestelde beroepen tegen handelingen van de instellingen, de organen of de instanties van de Unie.

7        In het onderhavige geval blijkt dat de bestreden handeling noch van een instelling noch van een orgaan of een instantie van de Unie uitgaat.

8        Uit een en ander volgt dat het onderhavige beroep dient te worden verworpen wegens kennelijke onbevoegdheid, zonder dat het aan de verwerende partij hoeft te worden betekend.

 Kosten

9        Aangezien de onderhavige beschikking is vastgesteld vóór de betekening van het verzoekschrift aan de verwerende partij en voordat deze kosten heeft kunnen maken, kan ermee worden volstaan, overeenkomstig artikel 133 van het Reglement voor de procesvoering te beslissen dat de verzoekende partij haar eigen kosten zal dragen.

HET GERECHT (Achtste kamer)

beschikt:

1)      Het beroep wordt verworpen.

2)      Cornelia Wilhelmina Vervloet-Mulder zal haar eigen kosten dragen.

Luxemburg, 8 oktober 2021.

De griffier

 

De president

E. Coulon

 

 J. Svenningsen


* Procestaal: Nederlands.