Language of document : ECLI:EU:C:2005:636

ARREST VAN HET HOF (Grote kamer)

25 oktober 2005 (*)

„Landbouw – Geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen – Benaming ‚feta’ – Verordening (EG) nr. 1829/2002 – Geldigheid”

In de gevoegde zaken C-465/02 en C-466/02,

betreffende beroepen tot nietigverklaring krachtens artikel 230 EG, ingesteld op 30 december 2002,

Bondsrepubliek Duitsland, vertegenwoordigd door W.‑D. Plessing als gemachtigde, bijgestaan door M. Loschelder, Rechtsanwalt,

verzoekster in zaak C-465/02,

Koninkrijk Denemarken, vertegenwoordigd door J. Molde en J. Bering Liisberg als gemachtigden, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg,

verzoeker in zaak C-466/02,

ondersteund door:

Franse Republiek, vertegenwoordigd door G. de Bergues en A. Colomb als gemachtigden, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg,

Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, vertegenwoordigd door C. Jackson als gemachtigde, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg,

interveniënten,

tegen

Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door J. L. Iglesias Buhigues en H. C. Støvlbæk, alsmede door A.‑M. Rouchaud-Joët en S. Grünheid als gemachtigden, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg,

verweerster,

ondersteund door:

Helleense Republiek, vertegenwoordigd door V. Kontolaimos en I.‑K. Chalkias als gemachtigden, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg,

interveniënte,

wijst

HET HOF VAN JUSTITIE (Grote kamer),

samengesteld als volgt: V. Skouris, president, P. Jann, C. W. A. Timmermans, A. Rosas en J. Malenovský, kamerpresidenten, J.‑P. Puissochet, R. Schintgen, N. Colneric, S. von Bahr, J. N. Cunha Rodrigues (rapporteur), J. Klučka, U. Lõhmus en E. Levits, rechters,

advocaat-generaal: D. Ruiz-Jarabo Colomer,

griffier: K. Sztranc, administrateur,

gezien de stukken en na de terechtzitting op 15 februari 2005,

gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 10 mei 2005,

het navolgende

Arrest

1        De Bondsrepubliek Duitsland en het Koninkrijk Denemarken verzoeken om nietigverklaring van verordening (EG) nr. 1829/2002 van de Commissie van 14 oktober 2002 tot wijziging van de bijlage bij verordening (EG) nr. 1107/96 wat de benaming „feta” betreft (PB L 277, blz. 10; hierna: „bestreden verordening”).

 Toepasselijke bepalingen

2        Artikel 2, leden 1 tot en met 3, van verordening (EEG) nr. 2081/92 van de Raad van 14 juli 1992 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen (PB L 208, blz. 1; hierna: „basisverordening”), bepaalt:

„1.      De communautaire bescherming van oorsprongsbenamingen en van geografische aanduidingen van producten wordt verkregen overeenkomstig de bepalingen van deze verordening.

2.      In deze verordening wordt verstaan onder:

a)      ‚oorsprongsbenaming’: de naam van een streek, van een bepaalde plaats of, in uitzonderlijke gevallen, van een land, die wordt gebruikt in de benaming van een landbouwproduct of levensmiddel:

–        dat afkomstig is uit die streek, die bepaalde plaats of dat land en

–        waarvan de kwaliteit of de kenmerken hoofdzakelijk of uitsluitend aan het geografische milieu, dat factoren van natuurlijke en menselijke aard omvat, zijn toe te schrijven en waarvan de productie, de verwerking en de bereiding in het geografische gebied geschieden;

b)      ‚geografische aanduiding’: de naam van een streek, van een bepaalde plaats of, in uitzonderlijke gevallen, van een land, die wordt gebruikt in de benaming van een landbouwproduct of levensmiddel:

–        dat afkomstig is uit die streek, die bepaalde plaats of dat land en

–        waarvan een bepaalde hoedanigheid, de faam of een ander kenmerk aan deze geografische oorsprong kan worden toegeschreven en waarvan de productie en/of de verwerking en/of de bereiding in het bepaalde geografische gebied geschieden.

3.      Als oorsprongsbenamingen worden eveneens beschouwd, bepaalde, al dan niet geografische, traditionele benamingen, indien zij een landbouwproduct of levensmiddel van oorsprong uit een streek of bepaalde plaats aanduiden dat aan de voorwaarden van lid 2, sub a, tweede streepje, voldoet.”

3        In artikel 3, lid 1, van deze verordening heet het:

„1.      Benamingen die soortnamen zijn geworden, kunnen niet worden geregistreerd.

In de zin van deze verordening wordt onder een benaming die een soortnaam is geworden, verstaan de naam van een landbouwproduct of een levensmiddel, die weliswaar verband houdt met de plaats of streek waar dit product of dit levensmiddel oorspronkelijk werd geproduceerd of in de handel gebracht, doch de gangbare naam is geworden van een product of een levensmiddel.

Om vast te stellen of een naam al dan niet een soortnaam is geworden, wordt rekening gehouden met alle factoren, in het bijzonder:

–        de bestaande situatie in de lidstaat waar de naam zijn oorsprong heeft en in het traditionele verbruiksgebied,

–        de situatie in andere lidstaten,

–        de relevante nationale of communautaire wetgeving.

Indien aan het slot van de procedure als bedoeld in de artikelen 6 en 7, een registratieaanvraag wordt afgewezen omdat een benaming een soortnaam is geworden, maakt de Commissie deze beslissing bekend in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.”

4        De artikelen 5 tot en met 7 van de basisverordening stellen de zogenaamde „normale procedure” voor de registratie van een benaming vast. In dit kader voorziet artikel 7 van deze verordening in een bezwaarprocedure tegen een registratieaanvraag.

5        Artikel 6, lid 3, van deze verordening luidt:

„Indien bij de Commissie geen bezwaren zijn ingediend overeenkomstig artikel 7, wordt de benaming ingeschreven in een door de Commissie bijgehouden ‚register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen’, dat de namen van de betrokken groeperingen en controle-instanties bevat.”

6        Voor de vaststelling van de in de basisverordening bedoelde maatregelen bepaalt artikel 15 daarvan:

„De Commissie wordt bijgestaan door een comité bestaande uit vertegenwoordigers van de lidstaten en voorgezeten door de vertegenwoordiger van de Commissie.

De vertegenwoordiger van de Commissie legt het comité een ontwerp voor van de te nemen maatregelen. Het comité brengt advies uit over dit ontwerp binnen een termijn die de voorzitter kan vaststellen al naar gelang van de urgentie van de materie. Het comité spreekt zich uit met de meerderheid van stemmen die in artikel 148, lid 2, van het Verdrag is voorgeschreven voor de aanneming van de besluiten die de Raad op voorstel van de Commissie dient te nemen. Bij de stemming in het comité worden de stemmen van de vertegenwoordigers van de lidstaten gewogen overeenkomstig genoemd artikel. De voorzitter neemt niet aan de stemming deel.

De Commissie stelt de beoogde maatregelen vast wanneer zij in overeenstemming zijn met het advies van het comité.

Wanneer de beoogde maatregelen niet in overeenstemming zijn met het advies van het comité of indien geen advies is uitgebracht, dient de Commissie onverwijld bij de Raad een voorstel in betreffende de te nemen maatregelen. De Raad besluit met gekwalificeerde meerderheid van stemmen.

Indien de Raad, na verloop van drie maanden na de indiening van het voorstel bij de Raad, geen besluit heeft genomen, worden de voorgestelde maatregelen door de Commissie vastgesteld.”

7        Verder wordt in artikel 17 van de basisverordening de navolgende zogenaamde „vereenvoudigde procedure” voor registratie ingesteld:

„1.      Binnen zes maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening delen de lidstaten de Commissie mee, welke van hun wettelijk beschermde benamingen of, in de lidstaten waar geen beschermingssysteem bestaat, welke van hun door het gebruik algemeen gangbaar geworden benamingen zij krachtens deze verordening willen laten registreren.

2.      De Commissie registreert volgens de procedure van artikel 15 de in lid 1 bedoelde benamingen die overeenkomen met de eisen van de artikelen 2 en 4. Artikel 7 is niet van toepassing. Soortnamen worden evenwel niet geregistreerd.

3.      De lidstaten kunnen de nationale bescherming van de overeenkomstig lid 1 meegedeelde benamingen handhaven totdat een besluit over de registratie is genomen.”

8        Bij artikel 1, punt 15, van verordening (EG) nr. 692/2003 van de Raad van 8 april 2003 houdende wijziging van verordening nr. 2081/92 (PB L 99, blz. 1), is dit artikel 17 geschrapt, maar de bepalingen ervan blijven van toepassing op geregistreerde benamingen of op benamingen waarvoor volgens de procedure van artikel 17 een registratieaanvraag is ingediend vóór de inwerkingtreding van verordening nr. 692/2003 op 24 april 2003.

9        Bij besluit 93/53/EEG van 21 december 1992 tot instelling van een wetenschappelijk comité voor oorsprongsbenamingen, geografische aanduidingen en specificiteitscertificering (PB 1993, L 13, blz. 16), heeft de Commissie een wetenschappelijk comité ingesteld, met de taak om, op verzoek van de Commissie, alle technische vraagstukken in verband met de toepassing van de basisverordening te onderzoeken.

10      Volgens artikel 3 van dit besluit worden de leden van het wetenschappelijk comité door de Commissie benoemd uit hooggekwalificeerde deskundigen die op de in artikel 2 van dit besluit bedoelde gebieden deskundig zijn. Overeenkomstig de artikelen 7, lid 1, en 8, lid 1, ervan, wordt het comité door een vertegenwoordiger van de Commissie bijeengeroepen en hebben de besprekingen ervan betrekking op de onderwerpen waarover de Commissie een advies heeft gevraagd.

 De aan het geding ten grondslag liggende feiten

11      Bij brief van 21 januari 1994 heeft de Griekse regering overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening verzocht om de registratie van de benaming „feta” als oorsprongsbenaming.

12      Op 12 juni 1996 heeft de Commissie verordening (EG) nr. 1107/96 betreffende de registratie van de geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen in het kader van de procedure van artikel 17 van verordening nr. 2081/92 (PB L 148, blz. 1) vastgesteld. Luidens artikel 1, eerste alinea, van deze verordening, is de benaming „feta”, die is opgenomen in deel A, rubriek „kaas”, onder de lidstaat „Griekenland”, van de bijlage bij deze verordening, als beschermde oorsprongsbenaming geregistreerd.

13      Bij arrest van 16 maart 1999, Denemarken e.a./Commissie (C-289/96, C‑293/96 en C‑299/96, Jurispr. blz. I-1541), heeft het Hof verordening nr. 1107/96 nietig verklaard voorzover de benaming „feta” daarbij als beschermde oorsprongsbenaming is geregistreerd.

14      In punt 101 van dit arrest heeft het Hof geoordeeld, dat de Commissie bij de registratie van de benaming „feta” voorbij was gegaan aan het feit dat die benaming reeds lange tijd in bepaalde andere lidstaten dan de Helleense Republiek werd gebruikt.

15      In punt 102 van dit arrest is het Hof tot de conclusie gekomen, dat de Commissie, bij haar onderzoek of „feta” een soortnaam betrof, niet naar behoren rekening had gehouden met alle factoren die zij krachtens artikel 3, lid 1, derde alinea, van de basisverordening in aanmerking diende te nemen.

16      Als gevolg van dit arrest heeft de Commissie op 25 mei 1999 verordening (EG) nr. 1070/99 tot wijziging van de bijlage bij verordening nr. 1107/96 (PB L 130, blz. 18) vastgesteld, waarbij de benaming „feta” uit het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen, alsmede uit de bijlage bij verordening nr. 1107/96 is geschrapt.

17      Bij brief van 15 oktober 1999 heeft de Commissie de lidstaten een vragenlijst toegestuurd betreffende de productie en de consumptie van kazen met de naam feta en de bekendheid van deze benaming bij de consument in elk van deze lidstaten.

18      De in antwoord op deze vragenlijst ontvangen informatie is meegedeeld aan het wetenschappelijk comité, dat op 24 april 2001 zijn advies heeft uitgebracht (hierna: „advies van het wetenschappelijk comité”). In dit advies is dit comité unaniem tot de conclusie gekomen dat de benaming „feta” geen soortnaam is.

19      Op 14 oktober 2002 heeft de Commissie de bestreden verordening vastgesteld. Op grond van deze verordening is de benaming „feta” opnieuw als beschermde oorsprongsbenaming geregistreerd.

20      Artikel 1 van deze verordening bepaalt:

„1.      De benaming ‚Φέτα’ (feta) wordt in het in artikel 6, lid 3, van verordening (EEG) nr. 2081/92 bedoelde ‚register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen’ ingeschreven als beschermde oorsprongsbenaming (BOB).

2.      In deel A van de bijlage bij verordening (EG) nr. 1107/96 wordt in de rubriek ‚kaas’, onder ‚Griekenland’, de benaming ‚Φέτα’ (feta) toegevoegd.”

21      In punt 20 van de considerans van de bestreden verordening heet het:

„(20) Uit de door de lidstaten meegedeelde informatie kan worden opgemaakt dat van de soorten kaas op het grondgebied van de Gemeenschap die de naam ‚feta’ dragen, ondanks het feit dat deze in andere lidstaten dan Griekenland worden geproduceerd, de etiketten over het algemeen expliciet of impliciet refereren aan het grondgebied van dat land, zijn culturele tradities of de Griekse beschaving, via mededelingen in de tekst of tekeningen met een duidelijke Griekse connotatie. Daaruit kan worden opgemaakt dat het verband met de benaming ‚feta’ en het Griekse ‚terroir’ doelbewust wordt gesuggereerd en nagestreefd, omdat het een verkoopargument is dat verband houdt met de faam van het originele product, en deze suggestie brengt duidelijk het gevaar met zich dat de consument in verwarring wordt gebracht. De soorten ‚feta’-kaas van oorsprong uit andere landen dan Griekenland die daadwerkelijk onder die naam worden afgezet op het grondgebied van de Gemeenschap zonder dat op het etiket rechtstreeks of indirect naar Griekenland wordt verwezen, zijn numeriek in de minderheid, en vormen bovendien een zeer klein deel van de communautaire markt voor feta.”

22      De punten 33 tot en met 37 van de considerans van deze verordening luiden:

„(33) De Commissie heeft akte genomen van het raadgevende advies van het wetenschappelijk comité. Zij is van mening dat uit de globale uitputtende analyse van alle juridische, historische, culturele, politieke, sociale, economische, wetenschappelijke en technische gegevens die door de lidstaten zijn meegedeeld of die het resultaat zijn van onderzoeken die de Commissie zelf heeft ondernomen of opgedragen, met name kan worden afgeleid dat in het bijzonder aan geen enkele van de criteria van artikel 3 van verordening (EEG) nr. 2081/92 op grond waarvan kan worden nagegaan of een naam een soortnaam is geworden, is voldaan, en dat de benaming ‚feta’ derhalve niet de naam is geworden van een landbouwproduct of een levensmiddel, die weliswaar verband houdt met de plaats of streek waar dit product of dit levensmiddel oorspronkelijk werd geproduceerd of in de handel gebracht, doch de gangbare naam is geworden van een product of een levensmiddel.

(34)      Aangezien niet is komen vast te staan dat ‚feta’ een soortnaam is, is de Commissie overeenkomstig het bepaalde in artikel 17, lid 2, van verordening (EEG) nr. 2081/92 nagegaan of de aanvraag van de Griekse autoriteiten met het oog op de registratie van de benaming ‚feta’ als beschermde oorsprongsbenaming in overeenstemming was met de artikelen 2 en 4 van die verordening.

(35)      De benaming ‚feta’ is een niet-geografische traditionele benaming in de zin van artikel 2, lid 3, van verordening (EEG) nr. 2081/92. De in dat lid gebruikte termen ‚streek’ en ‚plaats’ kunnen slechts geomorfologisch, en niet administratief, worden opgevat, in die zin dat de natuurlijke en menselijke factoren die met een gegeven product samenhangen waarschijnlijk de administratieve grenzen overschrijden. Op grond van genoemd lid is het echter uitgesloten dat een met een benaming samenhangend geografisch gebied een heel land omvat. In het geval van de benaming ‚feta’ is derhalve geconstateerd dat het in artikel 2, lid 2, sub a, tweede streepje, van die verordening bedoelde afgebakende geografische gebied uitsluitend het grondgebied van continentaal Griekenland en de nomos Lesbos omvat. Alle andere eilanden en eilandengroepen zijn uitgesloten, omdat zij niet over de vereiste natuurlijke en/of menselijke factoren beschikken. De administratieve afbakening wordt bovendien verder verfijnd en gepreciseerd door de vermelding in het productdossier van de noodzakelijke voorwaarden waaraan moet worden voldaan: met name wordt het oorsprongsgebied van de grondstof aanmerkelijk ingeperkt door de eis dat de melk voor de bereiding van ‚feta’-kaas afkomstig moet zijn van schapen en geiten van plaatselijke, op traditionele wijze gehouden rassen, en dat het voeder voor die dieren verplicht afkomstig moet zijn van de flora van de weidegebieden in de betrokken streken.

(36)      Geconstateerd is dat het geografische gebied zoals dat administratief is afgebakend, en de eisen van het productdossier, op een adequate wijze homogeen zijn, zodat aan de eisen van artikel 2, lid 2, sub a, en artikel 4, lid 2, sub f, van verordening (EEG) nr. 2081/92 kan worden voldaan. Het extensieve weiden en de transhumance zijn de hoekstenen van de schapen- en de geitenhouderij die de grondstof voor ‚feta’-kaas leveren, en zijn het resultaat van een lange voorvaderlijke traditie, die aanpassing aan de veranderende weersomstandigheden en aan de gevolgen daarvan voor de beschikbare vegetatie mogelijk maken. Dat heeft geleid tot de ontwikkeling van kleine autochtone schapen- en geitenrassen die zeer weinig water drinken, zeer sterk zijn en geschikt zijn om te overleven in een gebied dat in kwantitatief opzicht weinig te bieden heeft, maar dat kwalitatief zeer rijk is aan zeer verschillende specifieke soorten planten, die het eindproduct een bijzonder aroma en een bijzondere smaak verlenen. Aan de wederzijdse beïnvloeding van de natuurlijke factoren en de specifieke menselijke factoren, met name de traditionele bereidingsmethode waarbij het verplicht is de wrongel te laten uitlekken en waarbij deze niet mag worden geperst, heeft ‚feta’-kaas zijn grote internationale faam te danken.

(37)      Aangezien het productdossier, dat door de Griekse autoriteiten is ingediend en dat alle gegevens bevat die op grond van artikel 4 van verordening (EEG) nr. 2081/92 vereist zijn, en het officiële onderzoek van dat dossier geen manifeste beoordelingsfouten aan het licht hebben gebracht, moet de benaming ‚feta’ als beschermde oorsprongsbenaming worden geregistreerd.”

 Conclusies van partijen en procedure voor het Hof

23      In zaak C-465/02 concludeert de Bondsrepubliek Duitsland dat het het Hof behage:

–        de bestreden verordening nietig te verklaren;

–        de Commissie te verwijzen in de kosten.

24      In zaak C-466/02 concludeert het Koninkrijk Denemarken dat het het Hof behage:

–        de bestreden verordening nietig te verklaren;

–        de Commissie te verwijzen in de kosten.

25      De Commissie concludeert in de twee zaken dat het het Hof behage:

–        het beroep te verwerpen;

–        verzoek(st)er te verwijzen in de kosten.

26      Bij beschikkingen van de president van het Hof van 13 mei en 3 juni 2003, zijn de Franse Republiek en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord‑Ierland toegelaten tot interventie aan verzoekers’ zijde en de Helleense Republiek tot interventie aan de zijde van de Commissie.

27      Bij beschikking van de president van het Hof van 13 januari 2005, zijn de zaken C‑465/02 en C-466/02 gevoegd voor de mondelinge behandeling en het arrest.

 De ontvankelijkheid

28      De Griekse regering betoogt dat de Duitse Bondsrepubliek en het Koninkrijk Denemarken hun beroepen te laat hebben ingesteld. De bestreden verordening is op 15 oktober 2002 bekendgemaakt. Aangezien de beroepen eerst op 30 december 2002 zijn ingesteld, is de termijn van twee maanden van artikel 230, vijfde alinea, EG, niet in acht genomen.

29      Dit argument kan niet slagen. Overeenkomstig artikel 81, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering, begint de termijn voor het instellen van beroep immers eerst te lopen vanaf het einde van de veertiende dag nadat de betrokken handeling is bekendgemaakt. Daarbij komt de in artikel 81, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering bedoelde termijn wegens afstand van nog eens tien dagen. Gelet op deze voorschriften, zijn de onderhavige beroepen binnen de termijnen ingesteld.

 Ten gronde

 Het eerste middel

30      De Duitse regering stelt schending van het reglement van orde van het in artikel 15 van de basisverordening bedoelde comité (hierna: „regelgevend comité”) alsmede van verordening nr. 1 van de Raad van 15 april 1958 tot regeling van het taalgebruik in de Europese Economische Gemeenschap (PB 1958, 17, blz. 385). De tijdens de vergadering van het regelgevend comité op 20 november 2001 te onderzoeken documenten zouden niet veertien dagen vóór deze vergadering ter kennis van de Duitse regering zijn gebracht en zouden haar evenmin in het Duits zijn betekend.

31      Volgens de aan het Hof verstrekte informatie, had het regelgevend comité op de datum waarop deze vergadering is gehouden, nog geen reglement van orde opgesteld. Uitgegaan moet dus worden van het standaardreglement van orde, namelijk besluit 1999/468/EG van de Raad (PB 2001, C 38, blz. 3).

32      In artikel 3, leden 1 en 2, daarvan, heet het:

„1.      De convocatie, de agenda, de ontwerp-maatregelen waarover het advies van het comité wordt gevraagd en alle verdere werkdocumenten worden in de regel uiterlijk 14 kalenderdagen vóór de vergaderdatum overeenkomstig artikel 13, lid 2, aan de leden van het comité gezonden […]

2.      In spoedeisende gevallen en indien de vast te stellen maatregelen onmiddellijk moeten worden toegepast, kan de voorzitter, op verzoek van een lid van het comité of op eigen initiatief, de in het vorige lid gestelde termijn verkorten tot vijf kalenderdagen vóór de vergaderdatum […]”

33      Artikel 3 van verordening nr. 1 bepaalt:

„De stukken die door de instellingen aan een lidstaat of aan een persoon ressorterende onder de jurisdictie van een lidstaat worden gezonden, worden gesteld in de taal van die staat.”

34      Vaststaat dat de Commissie bij e-mail van 9 november 2001 aan de Duitse regering een convocatie voor de vergadering van het regelgevend comité van 20 november 2001 heeft gezonden. Volgens deze convocatie was het eerste punt op de agenda een discussie over het „feta”-dossier. De Commissie heeft bij deze e-mail twee bijlagen gevoegd, in het Engels en het Frans. De ene bijlage betrof een samenvatting van de antwoorden van de lidstaten op de vragenlijst van de Commissie van 15 oktober 1999 betreffende de productie, de consumptie en de bekendheid van feta. De andere bijlage bevatte een voorontwerp van advies van het wetenschappelijk comité over dit dossier.

35      Tijdens de vergadering van het regelgevend comité van 20 november 2001, heeft de Duitse delegatie om een Duitse versie van deze twee bijlagen verzocht. Vaststaat dat zij die nooit heeft gekregen.

36      Gesteld dat het ontbreken van een Duitse versie van de twee betrokken bijlagen niet conform artikel 3 van verordening nr. 1 is, dan brengt deze onregelmatigheid niet de nietigverklaring van de bestreden verordening mee.

37      Een dergelijke procedurele onregelmatigheid kan immers slechts tot nietigverklaring van de uiteindelijk vastgestelde handeling leiden indien de procedure zonder die onregelmatigheid een andere afloop had kunnen hebben (zie in die zin arresten van 29 oktober 1980, Van Landewyck e.a./Commissie, 209/78–215/78 en 218/78, Jurispr. blz. 3125, punt 47; 20 oktober 1987, Spanje/Commissie, 128/86, Jurispr. blz. 4171, punt 25, en 21 maart 1990, België/Commissie, „Tubemeuse”, C‑142/87, Jurispr. blz. I-959, punt 48).

38      Tijdens de betrokken vergadering van het regelgevend comité zijn evenwel alleen standpunten uitgewisseld over het „feta”-dossier en de resultaten van de vragenlijst van de Commissie. Dit comité heeft eerst later, tijdens zijn vergadering van 16 mei 2002, een voorstel voor een verordening onderzocht. Bij die gelegenheid was er in dit comité evenwel geen gekwalificeerde meerderheid van stemmen voor de vaststelling van het voorstel. Ook de Raad heeft tijdens zijn vergadering van 27 juni 2002 het voorstel voor een verordening over hetzelfde onderwerp niet kunnen vaststellen, eveneens wegens het ontbreken van een gekwalificeerde meerderheid. Tijdens elk van deze vergaderingen heeft de Duitse Bondsrepubliek tegen het voorgelegde voorstel gestemd. Had deze lidstaat tijdens de vergadering van 20 november 2001 over een Duitse versie van de twee betrokken documenten beschikt, dan had hij zich niet nadrukkelijker tegen dit voorstel kunnen verzetten.

39      Aangezien de Raad geen verordening had aangenomen, heeft de Commissie, overeenkomstig artikel 15, vijfde alinea, van de basisverordening, zelf de bestreden verordening vastgesteld. Deze instelling had dus de bevoegdheid de voorgestelde maatregelen op eigen verantwoordelijkheid vast te stellen.

40      In die omstandigheden kon het feit dat de uitnodiging voor de vergadering van het regelgevend comité op 20 november 2001 minder dan veertien dagen daarvóór is verzonden en dat op die vergadering de Duitse versie van de twee betrokken documenten niet beschikbaar was, van geen enkele invloed zijn voor de uiteindelijk vastgestelde maatregel.

41      Bijgevolg dient het eerste middel te worden afgewezen.

 Het tweede middel

42      De Duitse regering stelt schending van artikel 2, lid 3, van de basisverordening. Het woord „feta” komt uit het Italiaans en betekent „sneetje”. In de zeventiende eeuw is het in het Grieks overgenomen. De benaming „feta” wordt niet alleen in Griekenland maar ook in andere landen van de Balkan en het Midden-Oosten gebruikt ter aanduiding van gepekelde kaas. In de considerans van de bestreden verordening heeft de Commissie ten onrechte onderzocht of „feta” een soortnaam is geworden. Voorzover dit woord om te beginnen een niet-geografische term is, had de Commissie moeten vaststellen dat het een zodanige geografische betekenis heeft gekregen dat het niet op het volledige grondgebied van een lidstaat betrekking heeft. Verder is het door de Griekse regering in haar registratieaanvraag vermelde subgebied kunstmatig gevormd; het berust niet op de traditie en evenmin op de heersende opvattingen. Overigens heeft feta haar kwaliteit en kenmerken niet hoofdzakelijk of uitsluitend aan het geografische milieu te danken; de verklaringen in punt 36 van de considerans van de bestreden verordening vinden geen steun in de registratieaanvraag van de Griekse regering en ook niet in de vaststellingen van het wetenschappelijk comité. Ten slotte komen het geografische productie- en bereidingsgebied niet overeen, zoals blijkt zowel uit de Griekse wetsbepalingen als uit de omstandigheid dat de Gemeenschap steun verleent voor de productie van feta op de Egeïsche eilanden.

43      De Deense regering betoogt dat de benaming „feta” niet aan de noodzakelijke voorwaarden voldoet om, overeenkomstig artikel 2, lid 3, van de basisverordening, als niet-geografische, traditionele benaming te kunnen worden geregistreerd. In dit verband staat het volgens deze lidstaat in de eerste plaats aan de verzoekende staat, en in de tweede plaats aan de Commissie, om te bewijzen dat aan de voorwaarden voor registratie van een oorsprongsbenaming als niet-geografische traditionele benaming is voldaan. Het voor de onderhavige registratie geïdentificeerde geografisch gebied, namelijk continentaal Griekenland en het departement Lesbos, omvat, aldus deze regering, nagenoeg geheel Griekenland en er is geen enkele objectieve reden aangevoerd om te rechtvaardigen in welk opzicht de daarvan uitgesloten regio’s daarvan verschillen. De Deense regering preciseert dat de vereiste exclusieve band tussen fetakaas en het in de aanvraag vermelde geografische gebied onbestaande is, louter omdat feta uit de gehele Balkan en niet alleen uit Griekenland afkomstig is. Het aangewezen geografische gebied vertoont veel klimaat- en morfologische verschillen en er bestaan talrijke variëteiten van de Griekse feta met verschillende smaken. De internationale faam van feta kan niet duidelijk en rechtstreeks aan het aangewezen geografische gebied worden toegerekend, maar is in grote mate te wijten aan de omvangrijke productie en de export van andere staten, waaronder het Koninkrijk Denemarken tijdens de tweede helft van de twintigste eeuw.

44      De Franse regering, interveniënte aan de zijde van de Duitse en de Deense regering, stelt dat het woord „feta”, dat in het Italiaans „sneetje” betekent, geen geografische benaming is. Bijgevolg is artikel 2, lid 3, van de basisverordening van toepassing. Aangezien daarin naar artikel 2, lid 2, sub a, tweede streepje, van deze verordening wordt verwezen, kan de benaming „feta” slechts als beschermde oorsprongsbenaming worden geregistreerd, wanneer dit product zijn kwaliteit of zijn kenmerken hoofdzakelijk of uitsluitend te danken heeft aan het geografische milieu, dat factoren van natuurlijke en menselijke aard omvat, en de productie, de verwerking en de bereiding van dit product in het geografische gebied plaatsvinden. Ten eerste evenwel omvat het geografische productiegebied van feta in Griekenland, in strijd met artikel 2, lid 2, van deze verordening, nagenoeg het volledige grondgebied van de Helleense Republiek, en ten tweede, wordt buiten het Griekse grondgebied, met name in Frankrijk, feta geproduceerd onder omstandigheden die vergelijkbaar zijn met die op het Griekse grondgebied. Dankzij gemeenschapssubsidies zijn de Franse kaasfabrieken er immers in geslaagd de artisanale methoden te industrialiseren en produceren zij thans jaarlijks tussen 10 000 en 12 000 ton fetakaas. Deze twee vaststellingen staan in de weg aan de registratie, ten gunste van de Helleense Republiek, van de benaming „feta” als beschermde oorsprongsbenaming.

45      Ook de regering van het Verenigd Koninkrijk is ter ondersteuning van de conclusies van de Duitse en de Deense regering tussengekomen, zonder opmerkingen in te dienen.

46      In het onderhavige geding staat vast dat de term „feta” is afgeleid van het Italiaanse woord „fetta”, dat „sneetje” betekent, en in de zeventiende eeuw in het Grieks is overgenomen. Vaststaat eveneens dat „feta” niet de naam is van een streek, een plaats of een land in de zin van artikel 2, lid 2, sub a, van de basisverordening. Bijgevolg kan deze term niet op grond van deze bepaling als oorsprongsbenaming worden geregistreerd. Hij kan hooguit worden geregistreerd krachtens artikel 2, lid 3, van de basisverordening, dat de definitie van oorsprongsbenaming met name tot bepaalde niet-geografische traditionele benamingen uitbreidt.

47      Op deze grond is de term „feta” bij de bestreden verordening als oorsprongsbenaming geregistreerd. Volgens punt 35 van de considerans daarvan, „is de benaming ‚feta’ een niet-geografische traditionele benaming in de zin van artikel 2, lid 3, van de [basis]verordening”.

48      Om voor de bescherming krachtens laatstbedoelde bepaling in aanmerking te komen, is vereist dat een niet-geografische traditionele benaming met name een product of levensmiddel „van oorsprong uit een streek of bepaalde plaats” aanduidt.

49      Verder verlangt artikel 2, lid 3, van de basisverordening, onder verwijzing naar artikel 2, lid 2, sub a, tweede streepje, van deze verordening, dat de kwaliteit of de kenmerken van het landbouwproduct of het levensmiddel hoofdzakelijk of uitsluitend aan het geografische milieu, dat factoren van natuurlijke en menselijke aard omvat, zijn toe te schrijven en dat de productie, de verwerking en de bereiding van dat product of levensmiddel in het geografische gebied geschieden.

50      Blijkens deze twee bepalingen, in hun onderlinge samenhang gelezen, moet de in dit artikel 2, lid 3, bedoelde plaats of streek worden omschreven als geografisch milieu, dat bijzondere factoren van natuurlijke en menselijke aard omvat en een landbouwproduct of een levensmiddel zijn specifieke kenmerken kan verlenen. Het bedoelde oorsprongsgebied moet dus homogene natuurlijke kenmerken vertonen die dit gebied ten opzichte van aangrenzende gebieden afbakenen (zie in die zin arrest van 20 februari 1975, Commissie/Duitsland, 12/74, Jurispr. blz. 181, punt 8).

51      In het licht van deze verschillende criteria moet worden onderzocht of de in de bestreden verordening in aanmerking genomen definitie van oorsprongsgebied aan de vereisten van artikel 2, lid 3, van de basisverordening voldoet.

52      Aangezien de Commissie in dit verband is uitgegaan van de Griekse wettelijke regeling ter zake, moet worden herinnerd aan artikel 1 van het Griekse ministerieel besluit nr. 313025 van 11 januari 1994 tot erkenning van de beschermde oorsprongsbenaming (BOB) van fetakaas, dat bepaalt:

„1.      De benaming ‚feta’ wordt als beschermde oorsprongsbenaming (BOB) erkend voor de witte gepekelde kaas die traditioneel in Griekenland, met name (‚syngekrimena’) in de in lid 2 van dit artikel bedoelde gebieden, wordt bereid uit schapenmelk of uit een mengsel van schapen- en geitenmelk.

2.      De voor de bereiding van ‚feta’ gebruikte melk moet uitsluitend afkomstig zijn uit Macedonië, Thracië, Epirus, Thessalië, Centraal-Griekenland, de Peloponnesus of het departement (‚Nomos’) Lesbos.”

53      Het aldus afgebakende geografische productiegebied van feta omvat uitsluitend het continentale gedeelte van Griekenland alsmede het departement Lesbos. Van dit geografische gebied zijn uitgesloten, het eiland Kreta alsmede bepaalde Griekse eilandengroepen, namelijk de Sporaden, de Cycladen, de Dodekanesos en de Ionische eilanden.

54      De van dit geografische gebied uitgesloten zones kunnen niet als onaanzienlijk worden beschouwd. Het door de nationale regeling afgebakende productiegebied van kaas onder de naam „feta” omvat dus niet het gehele grondgebied van de Helleense Republiek. Bijgevolg behoeft niet te worden onderzocht of, op grond van artikel 2, lid 3, van de basisverordening, het met een benaming samenhangend geografisch gebied het volledige grondgebied van een land kan omvatten.

55      Wel moet worden onderzocht of het betrokken gebied kunstmatig is afgebakend.

56      Dienaangaande heet het in artikel 2, lid 1, sub e, van ministerieel besluit nr. 313025 dat „de voor de bereiding van feta gebruikte melk afkomstig moet zijn van schapen en geiten van op traditionele wijze gehouden rassen, die aangepast zijn aan de streek waar de feta wordt bereid, en de flora van die streek hun basisvoeding moet vormen”.

57      Blijkens de aan het Hof verstrekte informatie, in het bijzonder het productdossier dat de Griekse regering op 21 januari 1994 bij de Commissie heeft ingediend met het oog op de registratie van de benaming „feta” als oorsprongsbenaming, bakent deze bepaling, gelezen in samenhang met artikel 1 van dit ministerieel besluit, het bedoelde geografische gebied met name af aan de hand van geomorfologische kenmerken, te weten de hoofdzakelijk of relatief bergachtige aard van de streek, klimatologische kenmerken, namelijk zachte winters, warme zomers en een groot aantal uren zon, alsmede botanische kenmerken, namelijk de typische flora van het middengebergte van de Balkan.

58      Deze elementen geven voldoende aan dat dit gebied homogene natuurlijke kenmerken vertoont waardoor het zich van de aangrenzende gebieden onderscheidt. Blijkens het dossier beschikken de van het afgebakende gebied uitgesloten streken van Griekenland niet over dezelfde natuurlijke factoren. Het betrokken gebied blijkt in casu dus niet artificieel te zijn afgebakend.

59      Wat de communautaire regeling inzake steun voor de productie van feta op de Egeïsche eilanden betreft, is het waar dat artikel 6, lid 2, van verordening (EEG) nr. 2019/93 van de Raad van 19 juli 1993 houdende specifieke maatregelen voor bepaalde landbouwproducten ten behoeve van de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee (PB L 184, blz. 1), vóór de wijziging ervan bij artikel 1, punt 4, van verordening (EG) nr. 442/2002 van de Raad van 18 februari 2002 (PB L 68, blz. 4), voorzag in steun voor „de particuliere opslag van de volgende plaatselijk bereide kaassoorten: feta, minstens twee maanden oud […]”

60      Uit deze bepaling blijkt dat feta ook op de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee wordt geproduceerd.

61      De Commissie heeft in haar opmerkingen voor het Hof overigens bevestigd dat feta inderdaad op bepaalde kleinere eilanden in de Egeïsche Zee plaatselijk wordt bereid.

62      Evenwel heeft zij er ook op gewezen dat deze eilanden administratief gezien onder het departement Lesbos vallen.

63      Dit departement behoort echter tot het door de nationale regeling tot afbakening van het productiegebied van feta vastgestelde geografische gebied.

64      Bijgevolg is artikel 6, lid 2, van verordening nr. 2019/93 in overeenstemming met het door de nationale regeling vastgestelde geografische productiegebied van feta, dat ook in de registratieaanvraag van deze benaming wordt vermeld, zodat het argument van de Duitse regering, die het tegenovergestelde aanvoert, ongegrond is.

65      Verzoekers betogen dat de kwaliteit en de kenmerken van de feta niet hoofdzakelijk of uitsluitend aan het afgebakende geografische milieu zijn toe te rekenen, zoals wordt vereist door artikel 2, lid 2, sub a, tweede streepje, van de basisverordening.

66      Punt 36 van de considerans van de bestreden verordening noemt evenwel een reeks factoren die uitwijzen dat de kenmerken van de feta hoofdzakelijk aan het afgebakende geografische milieu zijn toe te schrijven. Anders dan de Duitse regering stelt, is deze opsomming gebaseerd op het door de Griekse regering ingediende productdossier, dat een gedetailleerde opsomming bevat van de factoren van natuurlijke en menselijke aard die aan feta haar specifieke kenmerken verlenen.

67      Tot deze factoren behoren het aantal uren zon, de temperatuurschommelingen, de seizoentrek, het extensieve weiden en de flora.

68      Verzoekers hebben niet aangetoond dat de beoordeling van de Commissie ter zake ongegrond is.

69      Het middel ontleend aan schending van artikel 2, lid 3, van de basisverordening moet dus ongegrond worden verklaard.

 Het derde middel

70      De Duitse regering stelt dat de bestreden verordening artikel 3, lid 1, van de basisverordening schendt. „Feta” is een soortnaam in de zin van dit artikel 3, lid 1. De Commissie heeft niet naar behoren rekening gehouden met alle factoren, met name de productie van feta in andere lidstaten dan Griekenland, de consumptie van feta buiten Griekenland, de perceptie van de consumenten, de nationale en communautaire regelingen, alsmede de eerdere beoordelingen van de Commissie. Het in punt 20 van de considerans van de bestreden verordening vermelde gevaar voor verwarring bij de consument levert geen grond op voor bescherming van de benaming „feta”, omdat de misleidende presentatie van een product geen verband houdt met de vraag of een benaming een soortnaam dan wel een oorsprongsbenaming is.

71      Overigens is volgens deze regering de vaststelling dat de benaming „feta” geen soortnaam is geworden, niet toereikend gemotiveerd in de zin van artikel 253 EG, omdat de verwijzing naar het raadgevende advies van een comité in dat opzicht niet volstaat.

72      Naar de mening van de Deense regering, heeft de Commissie de bestreden verordening vastgesteld in strijd met de artikelen 3, lid 1, en 17, lid 2, van de basisverordening, aangezien de term „feta” een soortnaam is. Volgens deze regering blijft een benaming, die van meet af aan een soortnaam is, of daarna is geworden, onherroepelijk een soortnaam. Het staat aan de verzoekende staat, en in de tweede plaats aan de Commissie, aan te tonen dat een andere dan een geografische benaming geen soortnaam is.

73      De Deense regering beklemtoont verder dat feta als benaming of product haar oorsprong niet specifiek in Griekenland heeft. Het traditionele verbruiks‑ en productiegebied strekt zich over verschillende Balkanlanden uit. De Helleense Republiek heeft zelf kaas onder de benaming „feta”, met inbegrip van feta uit koemelk, geïmporteerd, geproduceerd, geconsumeerd en geëxporteerd. Waarschijnlijk beschouwen de Griekse consumenten, na verschillende jaren, deze benaming als een soortnaam. Evenzo beschouwt de consument in andere lid- of derde staten, waar feta in grote hoeveelheden wordt geproduceerd en geconsumeerd, de naam feta als een soortnaam. Buiten het oorsprongsgebied ervan, wordt feta in verschillende lidstaten en derde landen rechtmatig geproduceerd en in de handel gebracht.

74      Verder zijn volgens de Deense regering, de productie en de verkoop van feta in Denemarken niet in strijd met de eerlijke handelsgebruiken en scheppen zij ook geen reële kans op verwarring, louter omdat de Deense regeling sinds 1963 al het gebruik van de naam „Deense feta” voorschrijft. Dat feta een soortnaam is, blijkt uit een geheel van bepalingen en handelingen van de communautaire wetgever, waartoe ook de Commissie behoort.

 De vraag of „feta” een soortnaam is

75      Er zij herinnerd aan artikel 3, lid 1, derde alinea, van de basisverordening, dat luidt als volgt:

„Om vast te stellen of een naam al dan niet een soortnaam is geworden, wordt rekening gehouden met alle factoren, in het bijzonder:

–        de bestaande situatie in de lidstaat waar de naam zijn oorsprong heeft en in het traditionele verbruiksgebied,

–        de situatie in andere lidstaten,

–        de relevante nationale of communautaire wetgeving.”

76      Wat het argument van de Deense regering betreft, dat het woord „feta” voor een kaassoort van oorsprong uit de Balkan wordt gebruikt, staat vast dat gepekelde witte kazen sinds lang niet alleen in Griekenland maar in verschillende landen van de Balkan en de zuidoostkust van de Middellandse Zee worden geproduceerd. Zoals evenwel in punt B, sub a, van het advies van het wetenschappelijk comité wordt vermeld, zijn deze kazen in die landen onder andere namen dan „feta” bekend.

77      Wat de productiesituatie in de Helleense Republiek zelf betreft, verklaart de Deense regering, zonder te worden weersproken, dat tot 1988 uit koemelk en volgens andere dan de Griekse traditionele methoden bereide kaas onder de naam „feta” in Griekenland is geïmporteerd, en dat tot 1987 op het grondgebied van deze lidstaat fetakaas volgens niet-traditionele methoden en met name uit koemelk is bereid.

78      Erkend moet worden dat zulke praktijken, zouden zij voortduren, ertoe zouden leiden dat de benaming „feta” een soortnaam wordt. Niettemin dient ervan te worden uitgegaan dat bij ministerieel besluit nr. 2109/88 van 5 december 1988 tot goedkeuring van de vervanging van artikel 83 „kaasproducten” van de codex voor voedingswaren, het op de traditionele gebruiken gebaseerde geografische productiegebied is afgebakend. In 1994 zijn bij ministerieel besluit nr. 313025 alle op het gebied van fetakaas geldende voorschriften gecodificeerd. Deze regeling heeft een nieuwe situatie geschapen waarin dergelijke praktijken niet meer mogen voorkomen.

79      Wat de productiesituatie in de andere lidstaten betreft, zij eraan herinnerd dat het Hof in punt 99 van het reeds aangehaalde arrest Denemarken e.a./Commissie heeft geoordeeld, dat het feit dat een product in sommige lidstaten onder een bepaalde benaming legaal in de handel is gebracht, een factor kan zijn waarmee rekening moet worden gehouden om te beoordelen of die benaming een soortnaam is geworden in de zin van artikel 3, lid 1, van de basisverordening.

80      De Commissie erkent overigens dat feta in bepaalde andere lidstaten dan de Helleense Republiek wordt geproduceerd, namelijk in het Koninkrijk Denemarken, de Bondsrepubliek Duitsland en de Franse Republiek. Volgens de punten 13 tot en met 17 van de considerans van de bestreden verordening, produceert de Helleense Republiek ongeveer 115 000 ton per jaar. In 1998 is in Denemarken ongeveer 27 640 ton geproduceerd. Tussen 1988 en 1998 schommelde de Franse productie tussen 7 960 en 19 964 ton. De Duitse productie schommelt sinds 1985 tussen 19 757 en 39 201 ton.

81      Uit deze punten van de considerans blijkt ook dat de productie van feta in Duitsland, Frankrijk en Denemarken respectievelijk in 1972, 1931 en in de jaren 1930 van start is gegaan.

82      Verder staat vast dat de aldus geproduceerde kaas – ook in Griekenland, althans tot 1988 – volstrekt legaal in de handel kon worden gebracht.

83      Ook al zijn in de voornoemde landen betrekkelijk grote hoeveelheden geproduceerd, over een langere periode, zij benadrukt, zoals het wetenschappelijk comité in het eerste streepje van de conclusie van zijn advies doet, dat de productie van feta in Griekenland geconcentreerd is gebleven.

84      Overigens is het feit dat een product in andere lidstaten dan de Helleense Republiek rechtmatig is geproduceerd slechts één van de factoren waarmee, overeenkomstig artikel 3, lid 1, van de basisverordening, rekening moet worden gehouden.

85      Wat, tegenover de productie van feta, de consumptie ervan in de diverse lidstaten betreft, zij opgemerkt dat blijkens punt 19 van de considerans van de bestreden verordening meer dan 85 % van de communautaire consumptie van feta, per persoon per jaar, voor rekening van Griekenland komt. Zoals het wetenschappelijk comité opmerkt, is de consumptie van feta dus in die lidstaat geconcentreerd.

86      De aan het Hof meegedeelde informatie wijst uit dat de meerderheid van de consumenten in Griekenland de benaming „feta” als een geografische aanduiding en niet als een soortnaam beschouwt. In Denemarken blijkt daarentegen de meerderheid van de consumenten deze benaming als een soortnaam te zien. Wat de andere lidstaten betreft, beschikt het Hof niet over afdoende gegevens.

87      De bij het Hof aangebrachte gegevens tonen ook aan dat, in de andere lidstaten dan Griekenland, feta regelmatig in de handel wordt gebracht met etiketten die naar de Griekse culturele tradities en beschaving verwijzen. Daaraan mag de gevolgtrekking worden verbonden dat de consumenten in die lidstaten fetakaas met de Helleense Republiek associëren, ook al is hij in feite in een andere lidstaat geproduceerd.

88      Deze verschillende gegevens over de consumptie van feta in de lidstaten lijken erop te wijzen dat de benaming „feta” geen soortnaam is.

89      Wat het argument van de Duitse regering met betrekking tot punt 20, tweede volzin, van de considerans van de bestreden verordening betreft, volgt uit punt 87 van het onderhavige arrest dat het, met betrekking tot de consumenten in andere lidstaten dan de Helleense Republiek, niet onjuist is te stellen dat „[…] het verband met de benaming ‚feta’ en het Griekse ‚terroir’ doelbewust wordt gesuggereerd en nagestreefd, omdat het een verkoopargument is dat verband houdt met de faam van het originele product, en deze suggestie brengt duidelijk het gevaar met zich dat de consument in verwarring wordt gebracht”.

90      De Duitse regering stelt dus ten onrechte het tegenovergestelde.

91      Wat de nationale regelgevingen betreft, moet in aanmerking worden genomen dat, volgens de punten 18 en 31 van de considerans van de bestreden verordening, het Koninkrijk Denemarken en de Helleense Republiek als enige van de toenmalige lidstaten een specifieke regelgeving voor feta hadden.

92      In de Deense regelgeving is sprake van „Deense feta” en niet van „feta”, hetgeen doet vermoeden dat in Denemarken de benaming „feta”, zonder bijvoeglijk naamwoord, een Griekse connotatie heeft behouden.

93      Verder is de benaming „feta”, zoals het Hof in punt 27 van het reeds aangehaalde arrest Denemarken e.a./Commissie, heeft vastgesteld, beschermd door een overeenkomst die de Republiek Oostenrijk en het Koninkrijk Griekenland op 20 juni 1972 hebben gesloten op grond van de overeenkomst van 5 juni 1970 tussen die twee staten betreffende de bescherming van de benamingen van herkomst en van oorsprong en van de benamingen van landbouw- en industrieproducten (BGBl. 378/1972 en 379/1972). Sindsdien mag op het Oostenrijkse grondgebied deze benaming uitsluitend nog voor Griekse producten worden gebruikt.

94      Bijgevolg lijken de nationale regelingen, over het geheel genomen, eerder uit te wijzen dat de benaming „feta” geen soortnaam is.

95      Wat de communautaire regelgeving betreft, is het waar dat de benaming „feta” zonder nadere vermelding van de lidstaat van oorsprong wordt gebruikt in de nomenclatuur van het gemeenschappelijk douanetarief en de communautaire regelgeving inzake uitvoerrestituties.

96      De bedoelde regelgeving en douanenomenclatuur gelden evenwel op douanegebied en zijn niet bedoeld om de industriële eigendomsrechten te regelen. De bepalingen ervan zijn in de onderhavige context dus niet beslissend.

97      Wat de vroegere beoordelingen door de Commissie betreft, heeft deze instelling op 21 juni 1985 inderdaad op schriftelijke vraag nr. 13/85 van een lid van het Europees Parlement geantwoord dat „feta […] een kaassoort is, maar geen benaming van oorsprong” (PB van 30 september 1985, C 248, blz. 13).

98      In dat verband dient evenwel te worden bedacht dat indertijd oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen nog niet communautair waren beschermd; dat gebeurde voor het eerst bij de basisverordening. Op de datum van dat antwoord, was de benaming „feta” in Griekenland slechts door traditionele gebruiken beschermd.

99      Verschillende relevante en belangrijke elementen wijzen dus uit dat deze term geen soortnaam is geworden.

100    Gelet op een en ander, moet worden aangenomen dat de Commissie in de bestreden verordening rechtmatig heeft kunnen besluiten dat de term „feta” geen soortnaam is geworden in de zin van artikel 3 van de basisverordening.

 De motivering

101    Wat, ten slotte, het argument betreft dat de bestreden verordening ontoereikend is gemotiveerd wat de vaststelling betreft dat de benaming „feta” geen soortnaam is, dient, ten eerste, de strekking van het advies van het wetenschappelijk comité te worden onderzocht, en ten tweede, te worden nagegaan in hoeverre de bestreden verordening in bijzonderheden is gemotiveerd.

102    In de punten 11 tot en met 21 en 33 van de considerans van deze verordening gaat de Commissie zelf in op de vraag of de term „feta” een soortnaam is. Enkel in de punten 22 tot en met 32 van de considerans brengt de Commissie het advies van het wetenschappelijk comité ter sprake. Het is dus onjuist te stellen dat de motivering in deze verordening met betrekking tot de vraag of de term „feta” een soortnaam is, niet meer is dan een overname van dit advies.

103    Blijkens besluit 93/53 is het wetenschappelijk comité door de Commissie ingesteld en worden de leden ervan door haar benoemd. Dit comité wordt door een vertegenwoordiger van de Commissie bijeengeroepen en de besprekingen ervan hebben betrekking op de onderwerpen waarover de Commissie een advies heeft gevraagd.

104    Overeenkomstig deze bepalingen stond het de Commissie vrij naar eigen goeddunken vragen inzake oorsprongsbenamingen aan de deskundigen van dit comité voor te leggen, om haar te helpen duidelijkheid in het probleem te scheppen, zoals zij in casu heeft gedaan. Evenzo stond het aan de Commissie te beslissen in hoeverre zij het advies van dit comité wilde volgen.

105    Uit punt 33 van de considerans van de bestreden verordening volgt dat de Commissie zich in casu bij de zienswijze van dit comité heeft aangesloten. Deze handelwijze is zowel met de bepalingen van besluit 93/53 als die van artikel 253 EG in overeenstemming.

106    Wat de omvang betreft van de motivering in de bestreden verordening met betrekking tot de vraag of de term „feta” een soortnaam is, moet volgens vaste rechtspraak de in artikel 253 EG vereiste motivering beantwoorden aan de aard van de betrokken handeling en de redenering van de instelling die de handeling heeft verricht, duidelijk en ondubbelzinnig tot uitdrukking brengen, zodat de belanghebbenden de rechtvaardigingsgronden van de genomen maatregel kunnen kennen en de bevoegde rechter zijn toezicht kan uitoefenen (zie arrest van 7 februari 2002, Weber, C-328/00, Jurispr. blz. I‑1461, punt 42, en aldaar aangehaalde rechtspraak). De instelling die een dergelijke handeling heeft verricht dient evenwel geen standpunt in te nemen over gegevens die duidelijk bijkomstig zijn dan wel vooruit te lopen op potentiële bezwaren (zie in die zin arrest van 2 april 1998, Commissie/Sytraval en Brink’s France, C‑367/95 P, Jurispr. blz. I‑1719, punt 64).

107    De Commissie heeft in de punten 11 tot en met 33 van de considerans van de bestreden verordening duidelijk uiteengezet op grond van welke wezenlijke elementen zij tot de conclusie is gekomen dat de benaming „feta” geen soortnaam was in de zin van artikel 3 van de basisverordening. Deze uiteenzetting vormt een toereikende motivering in de zin van artikel 253 EG.

108    Bijgevolg is het argument dat de motivering van de bestreden verordening ontoereikend is wat de vaststelling betreft dat de benaming „feta” geen soortnaam is, ongegrond.

109    Bijgevolg moet het middel ontleend aan schending van artikel 3, lid 1, van de basisverordening en artikel 253 EG, ongegrond worden verklaard.

110    Gelet op een en ander, dienen de onderhavige beroepen te worden verworpen.

 Kosten

111    Volgens artikel 69, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering, wordt de in het ongelijk gestelde partij in de kosten verwezen, voorzover dit is gevorderd. Aangezien de Bondsrepubliek Duitsland en het Koninkrijk Denemarken in het ongelijk zijn gesteld, dienen zij overeenkomstig de vordering van de Commissie in de kosten te worden verwezen. Krachtens artikel 69, lid 4, van dit Reglement dragen de Helleense Republiek, de Franse Republiek en het Verenigd Koninkrijk, die in het geding zijn tussengekomen, hun eigen kosten.

Het Hof van Justitie (Grote kamer) verklaart:

1)      De beroepen worden verworpen.

2)      De Bondsrepubliek Duitsland wordt verwezen in de kosten van zaak C‑465/02 en het Koninkrijk Denemarken in die van zaak C‑466/02.

3)      De Helleense Republiek, de Franse Republiek en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland dragen hun eigen kosten.

ondertekeningen


* Procestalen: Duits en Deens.