Language of document : ECLI:EU:T:2009:284

BESCHIKKING VAN DE PRESIDENT
VAN DE ACHTSTE KAMER VAN HET GERECHT

23 juli 2009 (1)

„Doorhaling”

In de gevoegde zaken T-530/93, T-531/93, T-87/94, T-91/94, T‑106/94, T-120/94 en T-124/94,

S.C. Kat en H.A.M. Meijer, respectievelijk wonende te Dirkshoorn (Nederland) en te Haaksbergen (Nederland), vertegenwoordigd door E.H. Pijnacker Hordijk, advocaat,

verzoekende partijen in zaak T-530/93,

J.W. ten Deeseke, H. Eriks, J. Grootentraast, J.J Heimerink, D.J. Hoornenberg, W. Keijzer, A.J. Koeslag, Erven Regelink, W. Reijerink, A.J. Schuurs, H.B. Walvoort en H. Warmelink, respectievelijk wonende te Rekken (Nederland), te Sint.Maarten (Nederland), te Schalkhaar (Nederland), te Hengelo (Nederland), te Okkenbroek (Nederland), te Biddinghuizen (Nederland), te Laren (Nederland), te Dronten (Nederland), te Beltrum (Nederland), te Hellendoorn (Nederland), te Aalten (Nederland) en te Giethem (Nederland), vertegenwoordigd door E.H. Pijnacker Hordijk, advocaat,

verzoekende partijen in zaak T-531/93,

B.A. Kokkeler, H. Rossel, A.J. Keurhorst, A.J. Scholten en G.E.J. Wilmink, respectievelijk wonende te Denekamp (Nederland), te Zutphen (Nederland), te Nijbroek (Nederland), te De Krim (Nederland) en te Ambt-Delden (Nederland), vertegenwoordigd door E.H. Pijnacker Hordijk, advocaat,

verzoekende partijen in zaak T-87/94,

H.W. Klanderman, wonende te Halle (Nederland) vertegenwoordigd door E.H. Pijnacker Hordijk, advocaat,

verzoekende partij in zaak T-91/94,

J. de Vries, wonende te Tijnje (Nederland), vertegenwoordigd door E.H. Pijnacker Hordijk, advocaat,

verzoekende partij in zaak T-106/94,

G. Bouwsema, wonende te Eenum (Nederland), vertegenwoordigd door E.H. Pijnacker Hordijk, advocaat,

verzoekende partij in zaak T-120/94, en

Erven J.T. Snoek, wonende te Naarden (Nederland), vertegenwoordigd door E.H. Pijnacker Hordijk, advocaat,

verzoekende partij in zaak T-124/94,

tegen

Raad van de Europese Unie, vertegenwoordigd door A-M. Colaert, als gemachtigde, en

Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door T. Van Rijn, als gemachtigde,

verwerende partijen,

betreffende beroepen strekkende tot vergoeding van de schade die verzoekers stellen te hebben geleden ten gevolge van de toepassing van verordening (EEG) nr. 857/84 van de Raad van 31 maart 1984 houdende algemene voorschriften voor de toepassing van de in artikel 5 quater van verordening (EEG) nr. 804/68 bedoelde heffing in de sector melk en zuivelproducten (PB L 90, blz. 13), zoals aangevuld bij verordening (EEG) nr. 1371/84 van de Commissie van 16 mei 1984 tot vaststelling van de nadere voorschriften voor de toepassing van de bij artikel 5 quater van verordening nr. 804/68 ingestelde extra heffing (PB L 132, blz. 11).


1        Bij op 4 juni 2009 ter griffie van het Gerecht neergelegde brief hebben verzoekende partijen het Gerecht overeenkomstig artikel 99 van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht laten weten dat zij afstand doen van instantie ingevolge een akkoord tussen partijen betreffende het bedrag van de schadeloosstelling. Verzoekende partijen hebben zich niet uitgesproken over de proceskosten.

2        Bij op 12 juni 2009 en op 26 juni 2009 ter griffie van het Gerecht neergelegde brief hebben de Commissie en de Raad het Gerecht laten weten dat de afstand van instantie in overeenstemming is met het akkoord tussen partijen volgens hetwelk verzoekende partijen een schadeloosstelling ontvangen die een bedrag inhoudt voor de kosten van de vertegenwoordiging in rechte.

3        De Commissie verzoekt dat het Gerecht vaststelt dat het akkoord tussen de partijen een regeling omtrent de proceskosten inhoudt en dat het gerecht zich derhalve niet hoeft uit te spreken over de kosten.

4        De Raad verzoekt dat iedere partij haar eigen kosten zou dragen.

5        Volgens artikel 87, lid 1, van het reglement voor de procesvoering wordt ten aanzien van de proceskosten beslist in het arrest of de beschikking waardoor een einde komt aan het geding.

6        Volgens artikel 87, lid 5, tweede alinea, van het Reglement voor de procesvoering wordt in geval van afstand van instantie, wanneer partijen ten aanzien van de proceskosten tot een akkoord zijn gekomen, overeenkomstig dit akkoord beslist.

7        Aangezien het akkoord tussen partijen voorziet dat de schadeloosstelling een bedrag inhoudt voor de kosten van de vertegenwoordiging in rechte, dient de zaak te worden doorgehaald in het register en dient ten aanzien van de proceskosten te worden beslist dat verwerende partijen hun eigen kosten dragen evenals de kosten van verzoekende partijen voorzover deze gedekt zijn door de schadeloosstelling voorzien in het akkoord tussen partijen.

DE PRESIDENT VAN DE ACHTSTE KAMER VAN HET GERECHT

beschikt:

1)      De gevoegde zaken T-530/93, T-531/93, T-87/94, T-91/94, T‑106/94, T‑120/94 en T-124/94 worden doorgehaald in het register van het Gerecht.

2)      Verwerende partijen dragen hun eigen kosten evenals de kosten van verzoekende partijen voorzover deze gedekt zijn door de schadeloosstelling voorzien in het akkoord tussen partijen.






Luxemburg, 23 juli 2009.

De griffier

 

       De president van de achtste kamer

E. Coulon

 

        M. E. Martins Ribeiro


1 Procestaal: Nederlands.