Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Najvyšší správny súd Slovenskej republiky (Slowakije) op 28 augustus 2023 – T.T., BAJI Trans/Národný inšpektorát práce

(Zaak C-544/23, BAJI Trans)

Procestaal: Slowaaks

Verwijzende rechter

Najvyšší správny súd Slovenskej republiky (Slowakije)

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: T.T., BAJI Trans, s.r.o.

Verwerende partij: Národný inšpektorát práce

Prejudiciële vragen

Moet artikel 51, lid 1, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie aldus worden uitgelegd dat een lidstaat het recht van de Unie ten uitvoer brengt wanneer hij naar nationaal recht een bestuurlijke sanctie oplegt wegens schending van een verplichting die voortvloeit uit het Unierecht en de lidstaten verplicht zijn om daarvoor een sanctie op te leggen, zoals in het geval van artikel 19, lid 1, van verordening nr. 3821/851 en artikel 41, lid 1, van verordening nr. 165/20142 ?

Indien de eerste vraag bevestigend wordt beantwoord:

moeten artikel 49, lid 1, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en het daarin neergelegde lex mitior-beginsel aldus worden uitgelegd dat dit artikel ook van toepassing is op de oplegging van sancties voor bestuurlijke delicten indien over de schuldvraag en de sanctie aanvankelijk wordt beslist door een bestuurlijke autoriteit en niet door een rechterlijke instantie, en dat dit beginsel vervolgens ook moet worden toegepast bij de toetsing van het besluit van die autoriteit door de bestuursrechter?

Indien de tweede vraag bevestigend wordt beantwoord:

moeten artikel 49 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en het daarin neergelegde lex mitior-beginsel aldus worden uitgelegd dat dit artikel van toepassing is in het kader van een nationale bestuurlijke of gerechtelijke procedure, ongeacht het stadium van die procedure?

Indien de derde vraag ontkennend wordt beantwoord:

volgens welke criteria wordt dit stadium vastgesteld? Meer in het bijzonder: moeten artikel 49 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en het daarin neergelegde lex mitior-beginsel aldus worden uitgelegd dat dit artikel moet worden toegepast in het kader van een bestuursrechtelijke procedure die betrekking heeft op een rechtsmiddel zoals een cassatieberoep en derhalve dat de rechterlijke instantie die de hoogste bestuursrechter is en die in tweede en laatste aanleg van een dergelijk cassatieberoep kennisneemt, rekening dient te houden met een wetswijziging ten gunste van de pleger van een bestuurlijk delict dat voorwerp is van een procedure voor een bestuurlijke autoriteit in plaats van een rechterlijke instantie, wanneer deze wetswijziging pas heeft plaatsgevonden nadat een lagere bestuursrechter de te toetsen onherroepelijke uitspraak heeft gedaan?

____________

1     Verordening (EEG) nr. 3821/85 van de Raad van 20 december 1985 betreffende het controleapparaat in het wegvervoer (PB 1985, L 370).

1     Verordening (EU) nr. 165/2014 van het Europees Parlement en van de Raad van 4 februari 2014 betreffende tachografen in het wegvervoer, tot intrekking van verordening (EEG) nr. 3821/85 van de Raad betreffende het controleapparaat in het wegvervoer en tot wijziging van verordening (EG) nr. 561/2006 van het Europees Parlement en de Raad tot harmonisatie van bepaalde voorschriften van sociale aard voor het wegvervoer (PB 2014, L 60, blz. 1).