Language of document :

Hogere voorziening ingesteld op 29 juli 2021 door Land Rheinland-Pfalz tegen het arrest van het Gerecht (Negende kamer) van 19 mei 2021 in zaak T-218/18, Deutsche Lufthansa AG / Europese Commissie

(Zaak C-466/21 P)

Procestaal: Duits

Partijen

Rekwirant: Land Rheinland-Pfalz (vertegenwoordigers: R. van der Hout, advocaat, C. Wagner, Rechtsanwalt)

Andere partijen in de procedure: Deutsche Lufthansa AG, Europese Commissie, Bondsrepubliek Duitsland

Conclusies

het arrest van het Gerecht (Negende kamer) van 19 mei 2021 in zaak T-218/18, Deutsche Lufthansa / Commissie, vernietigen en het beroep definitief verwerpen;

Deutsche Lufthansa AG verwijzen in de kosten van de procedure in eerste aanleg en van de procedure in hogere voorziening.

Middelen en voornaamste argumenten

De hogere voorziening is gebaseerd op vijf middelen:

Het Gerecht heeft blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door aan te nemen dat Deutsche Lufthansa AG („DLH”) overeenkomstig artikel 263, lid 4, VWEU procesbevoegd is. Het is er ten onrechte van uitgegaan dat DLH belanghebbende in de zin van artikel 1, onder h), en artikel 24 van verordening (EU) 2015/15891 is en met haar beroep schending van haar procedurele rechten heeft aangevoerd. Bovendien heeft het Gerecht zijn oordeel over de procesbevoegdheid wat de relevante punten betreft niet voldoende gemotiveerd.

Het Gerecht heeft zijn oordeel over het verzorgingsgebied rechtens onjuist uitsluitend op de tekst van het bestreden besluit gebaseerd zonder de relevante context en de documenten van de bestuurlijke procedure erbij te betrekken.

Het Gerecht heeft blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvattingen door zijn uitspraak te baseren op het feit dat de Commissie bij de vaststelling van het verzorgingsgebied geen rekening zou hebben gehouden met de bestemmingsluchthavens en andere bijzonderheden. Aangezien DLH dit in haar beroep niet heeft aangevoerd, had het Gerecht het beroep niet op deze grond mogen toewijzen.

Het Gerecht heeft blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door aan te nemen dat de Commissie met betrekking tot het verzorgingsgebied niet alle bezwaren over de verenigbaarheid met de interne markt heeft weerlegd. Daarbij heeft het Gerecht niet onderkend dat de Commissie (i.) bij een beslissing ter afsluiting van het voorlopige onderzoek moet beslissen op basis van de informatie die haar op dat moment ter beschikking staat en (ii.) bij het onderzoek naar de verenigbaarheid met de voorwaarden in de richtsnoeren voor steun in de luchtvaartsector geen reden had voor twijfels.

Het Gerecht heeft artikel 264, lid 2, VWEU geschonden door het bestreden besluit nietig te verklaren zonder aan te duiden welke gevolgen in stand moesten blijven. Bovendien is het zijn motiveringsplicht niet nagekomen waar het de beslissing over de temporele werking niet heeft gemotiveerd.

____________

1 Verordening (EU) 2015/1589 van de Raad van 13 juli 2015 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (PB 2015, L 248, blz. 9.)