Language of document :

Hogere voorziening ingesteld op 2 augustus 2021 door China Chamber of Commerce for Import and Export of Machinery and Electronic Products, Cangzhou Qinghong Foundry Co. Ltd, Botou City Qinghong Foundry Co. Ltd, Lingshou County Boyuan Foundry Co. Ltd, Handan Qunshan Foundry Co. Ltd, Heping Cast Co. Ltd Yi County, Hong Guang Handan Cast Foundry Co. Ltd, Shanxi Yuansheng Casting and Forging Industrial Co. Ltd, Botou City Wangwu Town Tianlong Casting Factory, Tangxian Hongyue Machinery Accessory Foundry Co. Ltd tegen het arrest van het Gerecht (Vierde kamer – uitgebreid) van 19 mei 2021 in zaak T-254/18, China Chamber of Commerce for Import and Export of Machinery and Electronic Products e.a. / Commissie

(Zaak C-478/21 P)

Procestaal: Engels

Partijen

Rekwirantes: China Chamber of Commerce for Import and Export of Machinery and Electronic Products (CCCME), Cangzhou Qinghong Foundry Co. Ltd, Botou City Qinghong Foundry Co. Ltd, Lingshou County Boyuan Foundry Co. Ltd, Handan Qunshan Foundry Co. Ltd, Heping Cast Co. Ltd Yi County, Hong Guang Handan Cast Foundry Co. Ltd, Shanxi Yuansheng Casting and Forging Industrial Co. Ltd, Botou City Wangwu Town Tianlong Casting Factory, Tangxian Hongyue Machinery Accessory Foundry Co. Ltd (vertegenwoordigers: R. Antonini, avvocato, E. Monard en B. Maniatis, avocats)

Andere partijen in de procedure: Europese Commissie, EJ Picardie, Fondatel Lecomte, Fonderies Dechaumont, Fundiciones de Odena, SA, Heinrich Meier Eisengießerei GmbH & Co. KG, Saint-Gobain Construction Products UK Ltd, Saint-Gobain Pam, Ulefos Oy

Conclusies

het bestreden arrest vernietigen;

de vordering van rekwirantes in hun beroep bij het Gerecht toewijzen en uitvoeringsverordening (EU) 2018/140 van de Commissie van 29 januari 2018 tot instelling van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige recht op bepaalde gietijzeren producten van oorsprong uit de Volksrepubliek China en tot beëindiging van het onderzoek naar de invoer van bepaalde gietijzeren producten van oorsprong uit India1 nietig verklaren, voor zover zij betrekking heeft op de CCCME, de individuele ondernemingen en de betrokken leden, en

de Commissie verwijzen in de kosten van de procedures voor het Gerecht en het Hof, met inbegrip van de kosten van rekwirantes, alsmede de interveniëntes verwijzen in hun eigen kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Eerste middel: het Gerecht heeft met betrekking tot de gegevens betreffende de invoer ten onrechte geen schending van artikel 3, leden 2, 3, 5, 6 en 7, van de basisverordening2 en van het beginsel van behoorlijk bestuur vastgesteld.

Tweede middel: het Gerecht heeft ten onrechte geen schending van artikel 3, leden 2, 3, 5, 6 en 7, van de basisverordening en van het beginsel van behoorlijk bestuur vastgesteld, aangezien de vaststelling van de schade en het causaal verband niet op positief bewijsmateriaal en een objectief onderzoek is gebaseerd.

Derde middel: het Gerecht heeft ten onrechte geoordeeld dat een gesegmenteerde analyse niet nodig was om te voldoen aan de verplichtingen op grond van artikel 3, leden 6 en 7, van de basisverordening.

Vierde middel: het Gerecht heeft ten onrechte geen schending van artikel 3, leden 6 en 7, van de basisverordening vastgesteld waar het gaat om de prijsonderbieding voor een deel van de verkoop in de Unie.

Vijfde middel: het Gerecht heeft bij de vaststelling dat het derde middel gedeeltelijk niet-ontvankelijk was, de verkeerde juridische maatstaf toegepast. Het Gerecht heeft met betrekking tot de verplichting om essentiële feiten en overwegingen openbaar te maken ten onrechte geen schending vastgesteld van artikel 6, lid 7, artikel 19, leden 1 en 2, en artikel 20, leden 2 en 4, van de basisverordening alsook van de rechten van de verdediging.

____________

1 PB 2018, L 25, blz. 6.

2 Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Unie (PB 2016 L 176, blz. 21).