Language of document : ECLI:EU:T:2004:333

Zaak T‑316/04 R

Wam SpA

tegen

Commissie van de Europese Gemeenschappen

„Staatssteun – Zachte leningen om onderneming in staat te stellen zich in bepaalde derde landen te vestigen – Verplichting tot terugvordering – Kort geding – Opschorting van tenuitvoerlegging – Spoedeisendheid – Geen”

Samenvatting van de beschikking

Kort geding – Opschorting van tenuitvoerlegging – Voorwaarden voor toekenning – Spoedeisendheid – Ernstige en onherstelbare schade – Bewijslast – Ernstige en onherstelbare schade voor verzoeker – Financiële schade – Situatie waarin voortbestaan van verzoekende vennootschap in gevaar komt of marktpositie ervan onherstelbaar wordt gewijzigd – Beschikking van Commissie waarbij terugvordering van staatssteun wordt gelast

(Art. 242 EG; Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, art 104, lid 2)

De spoedeisendheid van een verzoek in kort geding wordt getoetst naar de maatstaf of een voorlopige beslissing noodzakelijk is ter voorkoming van ernstige en onherstelbare schade voor de partij die om de voorlopige maatregel verzoekt. Deze partij moet aantonen dat zij niet op de uitspraak in de hoofdzaak kan wachten zonder een dergelijke schade te lijden. Het is niet nodig dat met volstrekte zekerheid wordt aangetoond dat er onmiddellijk schade dreigt te ontstaan. Vooral wanneer het intreden van de schade van een samenstel van factoren afhangt, volstaat het dat zij met een zekere mate van waarschijnlijkheid voorzienbaar is. De verzoeker blijft echter gehouden de feiten te bewijzen waarop hij zijn verwachting van ernstige en onherstelbare schade baseert.

Bovendien moet de verzoeker voor het bewijs dat aan de voorwaarde van spoedeisendheid is voldaan, aantonen dat de opschorting van de tenuitvoerlegging of de andere gevraagde voorlopige maatregelen noodzakelijk zijn ter bescherming van zijn eigen belangen. Voor het bewijs van de spoedeisendheid kan de verzoeker daarentegen niet de aantasting stellen van een hem niet eigen belang, zoals bijvoorbeeld aantasting van een algemeen belang of van de rechten van derden, ongeacht of zij particulieren of een staat zijn. Met deze belangen kan in voorkomend geval slechts bij de belangenafweging rekening worden gehouden.

Ten slotte, ofschoon financiële schade, uitzonderingen daargelaten, niet als onherstelbaar of zelfs maar moeilijk herstelbaar kan worden beschouwd, aangezien er later steeds een geldelijke vergoeding kan worden geboden, kan een voorlopige maatregel worden toegestaan wanneer de verzoeker anders vóór het eindarrest in de hoofdzaak in een situatie zou geraken die zijn voortbestaan in gevaar brengt of zijn marktpositie op onherstelbare wijze verandert.

Een aantasting van de belangen van de begunstigden van met de gemeenschappelijke markt onverenigbare staatssteun is inherent aan elke beschikking waarbij de Commissie terugvordering van die steun gelast, en kan op zich niet, los van een concrete beoordeling van de ernst en de onherstelbaarheid van de in het concrete geval gestelde specifieke aantasting, als ernstige en onherstelbare schade worden beschouwd.

(cf. punten 26‑29, 33)