Language of document : ECLI:EU:T:2010:551

Zaak T‑460/08

Europese Commissie

tegen

Acentro Turismo SpA

„Arbitragebeding — Overeenkomst voor verrichten van diensten betreffende de organisatie van dienstreizen – Niet-uitvoering van overeenkomst – Ontvankelijkheid – Betaling van de in hoofdsom verschuldigde bedragen – Vertragingsrente”

Samenvatting van het arrest

1.      Procedure – Adiëring van Gerecht op basis van arbitragebeding – Bevoegdheid van Gerecht vastgesteld op grond van arbitragebeding

(Art. 225 EG, art. 140 A EA, art. 51 van het Statuut van het Hof van Justitie)

2.      Procedure – Adiëring van Gerecht op basis van arbitragebeding – Bevoegdheid van Gerecht uitsluitend vastgesteld op grond van artikel 238 EG of artikel 153 EA en arbitragebeding

(Art. 238 EG; art. 153 EA)

1.      De bevoegdheden van het Gerecht zijn opgesomd in artikel 225 EG en artikel 140 A EA, zoals gepreciseerd door artikel 51 van het Statuut van het Hof van Justitie. Overeenkomstig deze bepalingen is het Gerecht niet bevoegd te oordelen over geschillen van contractuele aard die hen uitsluitend vanwege een arbitragebeding worden voorgelegd. Deze bevoegdheid op grond van een arbitragebeding vormt een uitzondering op het gemeen recht en dient bijgevolg beperkend te worden uitgelegd.

(cf. punt 32)

2.      De bevoegdheid van de rechterlijke instanties van de Unie om op grond van een arbitragebeding kennis te nemen van een uit een overeenkomst voortvloeiend geschil moet uitsluitend worden beoordeeld aan de hand van artikel 238 EG of van artikel 153 EA en de bepalingen van het arbitragebeding zelf, zonder dat hen bepalingen van nationaal recht kunnen worden tegengeworpen die hun bevoegdheid zouden uitsluiten. Hieruit volgt dat als het nationale recht van toepassing is op een overeenkomst met een arbitragebeding in de zin van artikel 238 EG of artikel 153 EA, zoals werd bedongen in voormelde overeenkomst, alleen het betrokken verdrag en de bepalingen van het arbitragebeding zelf van toepassing zijn op de bevoegdheid van de Unierechter, daar het nationale recht niet in de weg kan staan aan de bevoegdheid van de Unierechter. Deze rechtspraak is ook van toepassing waar in de overeenkomst zelf een specifieke geschreven goedkeuring werd bedongen.

(cf. punten 33, 37)