Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Raad van State (Nederland) op 25 mei 2021 – K., andere partij: Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

(Zaak C-325/21)

Procestaal: Nederlands

Verwijzende rechter

Raad van State

Partijen in het hoofdgeding

Verzoeker: K.

Andere partij: Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

Prejudiciële vragen

Moet artikel 29 van verordening (EU) nr. 604/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming dat door een onderdaan van een derde land of een staatloze bij een van de lidstaten wordt ingediend (PB 2013 L 1801 ), aldus worden uitgelegd dat een lopende termijn voor overdracht als bedoeld in artikel 29, eerste en tweede lid, opnieuw gaat lopen op het moment dat de vreemdeling, nadat hij de overdracht door een lidstaat heeft belemmerd door onder te duiken, in een andere (in casu een derde) lidstaat een nieuw verzoek om internationale bescherming indient?

Indien vraag 1 ontkennend moet worden beantwoord, moet artikel 27, eerste lid, van verordening (EU) nr. 604/2013, gelezen in het licht van overweging 19 van deze verordening, aldus worden uitgelegd dat het zich ertegen verzet dat een verzoeker om internationale bescherming in het kader van een rechtsmiddel tegen een overdrachtsbesluit met succes aanvoert dat die overdracht geen doorgang kan vinden omdat de termijn voor een eerder tussen twee lidstaten (in casu Frankrijk en Oostenrijk) overeengekomen overdracht is verstreken, met als gevolg dat de termijn waarbinnen Nederland kan overdragen verstreken is?

____________

1     blz. 31