Language of document :

Mededeling in het PB

 

Beroep, op 6 december 2001 ingesteld door SIC ( Sociedade Independente de Communicação SA tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen

    (Zaak T-298/01)

    Procestaal: Portugees

Bij het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen is op 6 december 2001 beroep ingesteld tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen door SIC ( Sociedade Independente de Communicação SA, gevestigd te Carnaxide, Linda-a-Velha (Portugal), vertegenwoordigd door C. Botelho Moniz.

Verzoekster concludeert dat het het Gerecht behage:

1 (het beroep ontvankelijk te verklaren;

2 (te verklaren dat de Commissie, gelet op de krachtens de artikelen 87 EG en 88 EG op haar rustende verplichtingen in het kader van het voorafgaand onderzoek van haar ter kennis gebrachte nationale steunmaatregelen, alsmede gelet op de algemene voor haar handelen geldende rechtsbeginselen, in het bijzonder de beginselen van rechtmatigheid, goed bestuur en zorgvuldigheid, in strijd met de artikelen 87 EG en 88 EG en met de hiervoor genoemde algemene beginselen, zich niet heeft gehouden aan haar verplichting om te beslissen over het verzoek om inleiding van de procedure van artikel 88, lid 2 EG met betrekking tot de maatregelen waarover verzoekster op 22 oktober 1996 en op 22 juni 1997 klachten heeft ingediend;

3 (de Commissie te verwijzen in de kosten.

Middelen en argumenten van partijen

Verzoekster is een commerciële onderneming met als enig doel de uitoefening van werkzaamheden op het gebied van televisie.

Op 22 oktober 1996 diende verzoekster bij het Directoraat-Generaal Mededinging (DG IV) van de Commissie een klacht in tegen de Portugese Republiek en RTP-Radiotelevisão Portuguesa SA, op grond van schending van de mededingingsregels, in het bijzonder de artikelen 87 EG en 88 EG.

In de klacht werd bezwaar gemaakt tegen een aantal maatregelen van de Portugese regering ten gunste van het openbaar bedrijf RTP, vergunninghouder voor de openbare televisiedienst, aangezien die maatregelen staatssteun in de zin van artikel 87 EG vormden en die steunmaatregelen in strijd met artikel 88, lid 3 EG waren ingevoerd.

Het voorwerp van de klacht betrof met name de in 1994, 1995 en 1996 door de Portugese Republiek aan RTP betaalde compensatoire vergoedingen.

Ten aanzien van de compensatoire vergoedingen met betrekking tot 1994 en 1995 heeft de Commissie op 7 november 1996 een beschikking gegeven, waartegen een beroep tot nietigverklaring werd ingesteld.

Het nalaten dat het voorwerp van dit beroep is betreft de compensatoire vergoeding voor het jaar 1996.

Die maatregel betreft staatssteun in de zin van artikel 87 EG, werd door de Portugese staat ingevoerd en tenuitvoergelegd in strijd met artikel 88, lid 3, EG, omdat de Commissie daarvan niet vooraf in kennis was gesteld.

De Commissie kreeg via de klacht van 22 oktober 1996 kennis van de maatregel, dus meer dan 5 jaar geleden, doch tot eind november 2001 is er door die gemeenschapsinstelling ten aanzien van de compensatoire vergoeding voor 1996 geen enkel besluit genomen.

Op 20 juni 1997 diende verzoekster bij het Directoraat-Generaal Mededinging een nieuwe klacht tegen de Portugese Republiek en RTP in op grond van schending van de mededingingsregels, in het bijzonder de artikelen 87 EG en 88 EG.

Gelet op de passiviteit van de Commissie gedurende 53 maanden na de datum van indiening van de klacht nodigde verzoekster haar bij brief van 26 juli 2001, ingekomen bij de Commissie op 30 juli 2001, volgens en krachtens artikel 232 EG uit tot handelen, en verzocht zij haar om een standpunt te bepalen over de klacht en over inleiding van de procedure als bedoeld in artikel 88, lid 2, EG.

De Commissie antwoordde na het verstrijken van de in artikel 232 EG vastgestelde termijn van twee maanden bij brief van 24 oktober 2001, waarin zij geen standpunt bepaalde en zich beperkte tot de opmerking dat de voorbereidende werkzaamheden met betrekking tot de klachten bijna gereed waren.

O/bs

____________