Language of document : ECLI:EU:T:2012:367

Zaak T‑279/09

Antonino Aiello

tegen

Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt
(merken, tekeningen en modellen) (BHIM)

„Gemeenschapsmerk — Oppositieprocedure — Kennisgeving van memorie van opposant voor kamer van beroep — Regel 50, lid 1, regel 20, lid 2, en regel 67, lid 1, van verordening (EG) nr. 2868/95 — Rechten van verdediging”

Arrest van het Gerecht (Zesde kamer) van 12 juli 2012      .....II ‑ 0000

Samenvatting van het arrest

1.      Gemeenschapsmerk — Beroepsprocedure — Beroep bij rechter van Unie — Bevoegdheid van Gerecht — Bevel gericht tot Bureau — Daarvan uitgesloten

(Verordening nr. 207/2009 van de Raad, art. 65, lid 6)

2.      Gemeenschapsmerk — Procedurevoorschriften — Kennisgeving — Kennisgeving van memorie van opposant voor kamer van beroep — Kennisgeving aan aangewezen of gemeenschappelijke vertegenwoordiger

(Verordening nr. 2868/95 van de Raad, art.1, regel 20, lid 2, regel 50, lid 1, regel 67, lid 1, regel 75, lid 1, en regel 77)

3.      Gemeenschapsmerk — Procedurevoorschriften — Beslissingen van Bureau — Eerbiediging van rechten van verdediging — Draagwijdte van beginsel

(Verordening nr. 207/2009 van de Raad, art. 75)

1.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punt 17)

2.      Uit de in samenhang gelezen bewoordingen van de regels 50, lid 1, en 20, lid 2, van verordening nr. 2868/95 tot uitvoering van verordening nr. 40/94 inzake het gemeenschapsmerk volgt dat het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) in het kader van de procedure voor de kamer van beroep de opmerkingen van de opposant overlegt aan de aanvrager van het gemeenschapsmerk die het beroep bij de kamer van beroep heeft ingesteld, en hem verzoekt zijn opmerkingen in te dienen.

Regel 67, lid 1, van verordening nr. 2868/95 schrijft voor dat indien een vertegenwoordiger is aangewezen, of indien de eerstgenoemde aanvrager in een gemeenschappelijke aanvrage als gemeenschappelijk vertegenwoordiger overeenkomstig regel 75, lid 1, wordt beschouwd, de kennisgevingen aan die aangewezen of gemeenschappelijke vertegenwoordiger worden gericht. Het Bureau kan zich dus niet op een beweerde kennisgeving van de memorie van opposant aan verzoeker zelf beroepen, teneinde het ontbreken van een kennisgeving aan verzoekers vertegenwoordiger te rechtvaardigen.

Bovendien kan uit regel 77 van verordening nr. 2868/95, volgens welke elke aan de vertegenwoordiger gerichte kennisgeving hetzelfde rechtsgevolg heeft als was deze aan de vertegenwoordigde persoon gericht, niet worden afgeleid dat kennisgeving aan de vertegenwoordigde gelijkstaat aan kennisgeving aan de vertegenwoordiger. Indien dit het geval was, zou regel 67 van die verordening geen betekenis hebben.

(cf. punten 24, 29, 31)

3.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punten 33‑34)