Language of document : ECLI:EU:T:2014:564





Beschikking van de president van het Gerecht van 20 juni 2014 – Wilders/Parlement en Raad

(Zaak T‑410/14 R)

„Kort geding – Europees Parlement – Handeling houdende verkiezing van de leden van het Europees Parlement door middel van rechtstreekse algemene verkiezingen – Onverenigbaarheid van de hoedanigheid van lid van het Europees Parlement met die van lid van een nationaal parlement (verbod van dubbelmandaat) – Verzoek om voorlopige maatregelen – Schending van de vormvoorschriften – Kennelijk niet-ontvankelijk beroep in de hoofdzaak – Niet-ontvankelijkheid”

1.                     Kort geding – Opschorting van tenuitvoerlegging – Voorlopige maatregelen – Voorwaarden voor toekenning – Fumus boni juris – Spoedeisendheid – Ernstige en onherstelbare schade – Cumulatieve voorwaarden (Art. 278 VWEU en 279 VWEU; Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, art. 104, lid 2) (cf. punten 7, 8)

2.                     Kort geding – Vormvereisten – Indiening van verzoeken – Summiere uiteenzetting van de aangevoerde middelen – Geen toereikende toelichting bij de gronden die een Fumus boni juris vormen – Algemene verwijzing naar andere stukken – Niet-ontvankelijkheid (Art. 278 VWEU en 279 VWEU; Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, art. 104, leden 2 en 3) (cf. punten 9‑11, 14‑16)

3.                     Kort geding – Voorwaarden voor ontvankelijkheid – Ontvankelijkheid prima facie van het beroep in de hoofdzaak – Summier onderzoek van het beroep in de hoofdzaak door de kortgedingrechter – Beroep in de hoofdzaak dat strekt tot nietigverklaring van het verbod van het dubbelmandaat voor leden van het Europees Parlement – Laattijdig beroep – Niet-ontvankelijkheid (Art. 263, zesde alinea, VWEU; 278 VWEU en 279 VWEU; handeling houdende verkiezing van de leden door middel van rechtstreekse algemene verkiezingen, art. 7, lid 2, eerste alinea; Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, art. 104, lid 1; besluit 2002/772 van de Raad) (cf. punten 18‑21)

4.                     Kort geding – Voorlopige maatregelen – Maatregelen die onverenigbaar zijn met de bevoegdheidsverdeling onder de instellingen – Verzoek tot het opleggen van een bevel aan een instelling of tot het wijzen van een declaratoir arrest – Niet-ontvankelijkheid (Art. 256, lid 1, VWEU, 263 VWEU en 279 VWEU) (cf. punt 22)

Voorwerp

Verzoek om voorlopige maatregelen die in wezen ertoe strekken dat de verzoeker de eed als lid van het Europees Parlement mag afleggen en tegelijk zijn mandaat van lid van de Nederlandse Staten-Generaal kan blijven uitoefenen

Dictum

1)

Het verzoek in kort geding wordt afgewezen.

2)

De beslissing omtrent de kosten wordt aangehouden.