Language of document :

Beroep ingesteld op 11 juni 2014 – ClientEarth/Commissie

(Zaak T-424/14)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: ClientEarth (Londen, Verenigd Koninkrijk) (vertegenwoordigers: O. Brouwer, F. Heringa en J. Wolfhagen, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

verweersters beslissing om toegang te weigeren tot de documenten waarvan verzoekster om inzage heeft verzocht overeenkomstig verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie, die verzoekster op 3 april 2014 is meegedeeld bij brief met referentie SG.B.4/LR/rc – sg.dsg2.b.4(2014) 1028887, nietig verklaren;

de Commissie op basis van artikel 87 van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht verwijzen in verzoeksters kosten en die van eventuele interveniënten.

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoeksters vordering strekt tot nietigverklaring van de beslissing van de Commissie om toegang te weigeren tot het effectbeoordelingsverslag van de Commissie en het standpunt van de Raad voor effectbeoordeling over Toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden met betrekking tot de tenuitvoerlegging van de derde pijler van het Verdrag van Århus in het recht van de Europese Unie en het recht van de lidstaten.

Ter ondersteuning van haar beroep voert de verzoekende partij drie middelen aan.

Eerste middel: artikel 4, lid 3, eerste alinea, van verordening nr. 1049/20011 is niet van toepassing en de Commissie heeft haar motiveringsplicht geschonden. Verzoekster betoogt dat de Commissie zich onterecht heeft beroepen op de uitzondering op toegang tot documenten van artikel 4, lid 3, eerste alinea, en deze uitzondering onjuist heeft uitgelegd aangezien de gevraagde documenten moeten worden onderscheiden van het besluitvormingsproces van de Commissie. Verzoekster stelt voorts dat de Commissie niet heeft gemotiveerd waarom artikel 4, lid 3, eerste alinea, van toepassing is.

Tweede middel: onjuiste toepassing van artikel 4, lid 3, eerste alinea, van verordening nr. 1049/2001 en gebrekkige motivering. Verzoekster voert aan dat zelfs indien artikel 4, lid 3, eerste alinea, van toepassing is, de Commissie niet heeft aangetoond dat de openbaarmaking van de gevraagde documenten het besluitvormingsproces zou ondermijnen en geen specifieke verklaring heeft gegeven in dit verband.

Derde middel: onjuiste toepassing van de toets inzake een hoger openbaar belang van artikel 4, lid 3, eerste alinea, van verordening nr. 1049/2001 en ontoereikende motivering. Verzoekster betoogt dat zelfs indien artikel 4, lid 3, eerste alinea, van toepassing is, de Commissie de afwegingstoets inzake een hoger openbaar belang onjuist heeft toegepast en uitgelegd en niet heeft aangetoond dat er geen hoger openbaar belang bestond dat de openbaarmaking van de gevraagde documenten gebood. Verzoekster stelt voorts dat de Commissie haar standpunt dienaangaande ontoereikend heeft gemotiveerd.

____________

____________

1     Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie

(PB L 145, blz. 43).