Language of document :

Beschikking van het Gerecht van 28 november 2023 – ST / Frontex

(Zaak T-600/22)1

[„Beroep wegens nalaten en tot nietigverklaring – Asielrecht – Verzoek tot handelen – Verzoek dat is ingediend uit naam en voor rekening van een anoniem gebleven persoon – Onrechtmatigheid van de precontentieuze procedure – Artikel 46, lid 4, van verordening (EU) 2019/1896 – Geen procesbelang – Niet-ontvankelijkheid”]

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: ST (vertegenwoordiger: F. Gatta, advocaat)

Verwerende partij: Europees Grens- en kustwachtagentschap (vertegenwoordigers: S. Karkala en R.-A. Popa, gemachtigden, bijgestaan door B. Wägenbaur, advocaat)

Voorwerp

Met zijn beroep verzoekt verzoeker het Gerecht primair, krachtens artikel 265 VWEU, vast te stellen dat het Europees Grens- en kustwachtagentschap (Frontex) op onrechtmatige wijze heeft verzuimd om ingevolge artikel 46, lid 4, van verordening (EU) 2019/1896 van het Europees Parlement en de Raad van 13 november 2019 betreffende de Europese grens- en kustwacht en tot intrekking van verordening (EU) nr. 1052/2013 en verordening (EU) 2016/1624 (PB 2019, L 295, blz. 1) een beslissing tot schorsing of beëindiging van zijn activiteiten in de Egeïsche Zee vast te stellen en, subsidiair, krachtens artikel 263 VWEU, het besluit van Frontex van 27 juli 2022 houdende weigering om gevolg te geven aan het verzoek tot handelen ingevolge artikel 46, lid 4, van verordening 2019/1896, nietig te verklaren.

Dictum

Het beroep wordt niet-ontvankelijk verklaard.

ST wordt verwezen in de kosten.

____________

1     PB C 424 van 7.11.2022.