Language of document : ECLI:EU:T:2016:739

Zaak T548/14

Koninkrijk Spanje

tegen

Europese Commissie

„Douane-unie – Invoer van tonijnproducten uit Ecuador – Navordering van invoerrechten – Verzoek tot niet‑invordering van de invoerrechten – Artikel 220, lid 2, onder b), en artikel 236 van verordening (EEG) nr. 2913/92 – Bericht aan importeurs in het Publicatieblad – Goede trouw – Verzoek tot kwijtschelding van de invoerrechten – Artikel 239 van verordening (EEG) nr. 2913/92”

Samenvatting – Arrest van het Gerecht (Vijfde kamer) van 15 december 2016

1.      Eigen middelen van de Europese Unie – Navordering van rechten bij invoer of uitvoer – Voorwaarden voor niet-boeking van invoerrechten, genoemd in artikel 220, lid 2, onder b), van verordening nr. 2913/92 – Cumulatieve voorwaarden

[Verordening nr. 2913/92 van de Raad, art. 220, lid 2, b)]

2.      Recht van de Europese Unie – Beginselen – Rechtszekerheid – Regeling die financiële consequenties kan hebben

3.      Eigen middelen van de Europese Unie – Navordering van rechten bij invoer of uitvoer – Voorwaarden voor niet-boeking van invoerrechten, genoemd in artikel 220, lid 2, onder b), van verordening nr. 2913/92 – Bericht aan importeurs in het Publicatieblad volgens hetwelk er gegronde twijfel bestaat over de juiste toepassing van een preferentiële regeling – Noodzaak van een duidelijk en nauwkeurig bericht

[Verordening nr. 2913/92 van de Raad, art. 220, lid 2, b), vierde en vijfde alinea]

1.      Zie de tekst van de beslissing.

(zie punten 27‑29)

2.      Zie de tekst van de beslissing.

(zie punt 44)

3.      Uit de tekst zelf van artikel 220, lid 2, onder b), van verordening nr. 2913/92 tot vaststelling van het communautair douanewetboek volgt dat de importeurs zich vanaf de bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie van een bericht aan importeurs volgens hetwelk er gegronde twijfel bestaat over de juiste toepassing van de preferentiële regeling door het begunstigde derde land niet mogen beroepen op hun goede trouw, wat een zeer hoog niveau van rechtszekerheid waarborgt en de nationale autoriteiten of de Commissie ertoe brengt het verzoek tot niet‑invordering van de invoerrechten af te wijzen. Een dergelijk bericht moet, gelet op het bijzondere belang ervan, bijzonder duidelijk zijn, met name met betrekking tot de landen waarop het betrekking heeft. Dit geldt des te meer daar uit de tekst van artikel 220, lid 2, onder b), vijfde alinea, van het communautair douanewetboek rechtstreeks volgt dat een dergelijk bericht gewag moet maken van gegronde twijfel over de juiste toepassing van de preferentiële regeling „door het begunstigde land”. Wanneer een bericht niet aldus kan worden uitgelegd dat het met voldoende nauwkeurigheid ook op de invoer uit een derde land betrekking heeft, kan van de belastingplichtige immers niet worden verwacht dat hij na de bekendmaking van dat bericht zijn benadering ten aanzien van de invoer uit dat land zou hebben gewijzigd. Een andere benadering zou de rechtszekerheid voor de marktdeelnemers verminderen, aangezien zij in geval van twijfel over de strekking van om het even welk bericht aan importeurs verplicht zouden zijn om altijd, uit voorzorg, bijkomende beschermingsmaatregelen te nemen, zelfs voor invoer uit landen waarvan niet duidelijk is vastgesteld dat het gaat om de landen waarop de twijfel van de Commissie betrekking heeft.

(zie punten 46, 60, 76)