Language of document :

 C_2012331NL.01003201.xml

27.10.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 331/32


Beroep ingesteld op 10 september 2012 —  FH (*1)/Commissie

(Zaak T-405/12)

(2012/C 331/61)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: FH (*1) (vertegenwoordigers: É. Boigelot en R. Murru, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

De verzoekende partij verzoekt het Gerecht:

het beroep ontvankelijk en gegrond te verklaren;

en derhalve:

alvorens uitspraak te doen, en bij wijze van maatregel van instructie, de productie van raamovereenkomst DI/06350-00, die tussen de Commissie en de vennootschap Intrasoft zou zijn gesloten, te gelasten;

het besluit van 10 juli 2012 en bijgevolg ook het erratum van 11 juli 2012 nietig te verklaren;

de Europese Commissie te veroordelen tot vergoeding van de door verzoeker geleden schade, vastgesteld op een totaalbedrag van 12 500 EUR, onder het voorbehoud dat dit bedrag hangende de procedure kan worden verhoogd;

in ieder geval verweerster te verwijzen in alle kosten, overeenkomstig artikel 87 van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht van de Europese Unie.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van haar beroep voert de verzoekende partij drie middelen aan.

1)

Het eerste middel is ontleend aan schending van het beginsel van de motiveringsplicht, van het gewettigd vertrouwen en de rechten van de verdediging, daar verzoeker mondeling in kennis is gesteld van het litigieuze besluit om zijn toegangsbewijzen voor de gebouwen van de Commissie met onmiddellijke ingang in te trekken, welk besluit uitsluitend voorkomt in het proces-verbaal van het horen van verzoeker door de dienst Personele middelen en veiligheid van de Commissie. Verzoeker geeft te kennen dat het litigieuze besluit niet vermeldt op basis waarvan de Commissie tot een dergelijk besluit is gekomen en dat de rechtsgrondslag aan verzoeker is meegedeeld via het erratum dat dateert van na de datum waarop het besluit effect heeft gesorteerd.

2)

Het tweede middel is ontleend aan schending van het beginsel van de onschuldpresumptie, daar het litigieuze besluit uitsluitend lijkt te zijn gebaseerd op het feit dat verzoeker door de Belgische politie is gehoord in het kader van een onderzoek dat geen betrekking heeft op hem, maar op een van zijn jeugdvrienden, waarmee hij bij gelegenheid telefonisch contact onderhoudt.

3)

Het derde middel is ontleend aan schending van het evenredigheidsbeginsel, daar de Commissie verzoeker de toegang tot haar gebouwen heeft ontzegd, hoewel er geen beschuldiging tegen hem is ingebracht en hij niet het voorwerp van het betrokken politieonderzoek is.


(*1)  Informatie gewist of vervangen in het kader van de bescherming van persoonsgegevens en/of vertrouwelijkheid.