Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Administrativen sad Varna (Bulgarije) op 16 april 2024 – „Kanevi Komers DS” EOOD/Zamestnik izpalnitelen direktor na Darzhaven fond „Zemedelie”

(Zaak C-267/24, Kanevi Komers DS)

Procestaal: Bulgaars

Verwijzende rechter

Administrativen sad Varna

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: „Kanevi Komers DS” EOOD

Verwerende partij: Zamestnik izpalnitelen direktor na Darzhaven fond „Zemedelie”

Prejudiciële vragen

Kan de bepaling van artikel 15 van gedelegeerde verordening (EU) nr. 640/20141 van de Commissie van 11 maart 2014 rechtstreeks worden toegepast door de lidstaten of vereist de toepassing ervan de vaststelling van nationale wetgeving?

Moet artikel 15 van gedelegeerde verordening (EU) nr. 640/2014 van de Commissie van 11 maart 2014 worden geacht te bepalen dat de door de bevoegde autoriteit ontvangen schriftelijke mededeling van de begunstigde volstaat om de bevoegde autoriteit naar behoren ervan in kennis te stellen dat de steunaanvraag of de betalingsaanvraag onjuist is of onjuist is geworden sinds de indiening ervan, en dat indiening via een bepaald platform niet vereist is?

Moeten de beperkingen van het recht van de begunstigde vervat in artikel 15 van gedelegeerde verordening (EU) nr. 640/2014 van de Commissie van 11 maart 2014, volgens hetwelk de begunstigde de bevoegde autoriteit slechts zonder sancties ervan in kennis kan stellen dat de steunaanvraag of betalingsaanvraag onjuist is of onjuist is geworden sinds de indiening ervan, als „de begunstigde [niet] op de hoogte is gebracht van het voornemen van de bevoegde autoriteit een controle ter plaatse te verrichten” en de autoriteit „de begunstigde [niet] reeds van een niet-naleving in de steunaanvraag of betalingsaanvraag in kennis heeft gesteld”, aldus worden uitgelegd dat het bewijs moet worden geleverd dat de beheersautoriteit de begunstigde in kennis heeft gesteld van een voorgenomen controle of van een niet-naleving in de steunaanvraag of betalingsaanvraag? Is het de begunstigde, voor zover de bevoegde autoriteit de begunstigde niet op de hoogte heeft gebracht van haar voornemen een controle ter plaatse te verrichten of hem niet reeds in kennis heeft gesteld van een niet-naleving in de steunaanvraag of betalingsaanvraag, op grond van deze bepaling van de verordening toegestaan om de steunaanvraag in te trekken voordat hij, in het geval dat reeds een controle is verricht en een niet-naleving werd vastgesteld, daarvan door de beheersautoriteit in kennis wordt gesteld?

Staan overweging 17 en artikel 15 van gedelegeerde verordening (EU) nr. 640/2014 van de Commissie van 11 maart 2014 in de weg aan een nationale regeling volgens welke „de steunaanvrager de ingediende aanvraag of een of meer van zijn regelingen niet mag intrekken indien: 1. hij werd geïnformeerd over de daarin vastgestelde overlappingen met betrekking tot de percelen met vastgestelde overlappingen; 2. hij werd geïnformeerd dat hij was geselecteerd voor een controle ter plaatse; 3. hij ter plaatse is gecontroleerd en in kennis is gesteld van elke geconstateerde niet-naleving met betrekking tot het areaal en/of de dieren waarvoor deze niet-naleving is geconstateerd”, alsmede aan een administratieve praktijk van de nationale autoriteit in het geval van een controle ter plaatse (waarbij de begunstigde niet in kennis wordt gesteld van de controle of de uitkomst ervan) en een administratieve praktijk van de nationale autoriteit die – uitsluitend ter vereenvoudiging van de behandeling van de aanvraag – vereist dat de begunstigde via een specifiek systeem een schriftelijke kennisgeving van de intrekking van zijn aanvraag indient?

Is artikel 49, lid 1, derde volzin, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (PB C 202 van 7 juni 2016, blz. 389) in het hoofdgeding van toepassing op de sanctie die aan de landbouwer is opgelegd op grond van artikel 19 bis van gedelegeerde verordening (EU) nr. 640/2014 van de Commissie van 11 maart 2014 (ingetrokken bij gedelegeerde verordening [EU] 2022/1172 van de Commissie van 4 mei 2022 tot aanvulling van verordening [EU] 2021/2116 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het geïntegreerd beheers- en controlesysteem van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en de toepassing en berekening van administratieve conditionaliteitssancties [PB L 183/12 van 8 juli 2022], volgens overweging 16 ervan, die luidt: „Omwille van de duidelijkheid en rechtszekerheid moet gedelegeerde verordening (EU) nr. 640/2014 worden ingetrokken. Die verordening blijft echter van toepassing op steunaanvragen voor rechtstreekse betalingen die vóór 1 januari 2023 zijn ingediend, op betalingsaanvragen die verband houden met bijstandsmaatregelen die in het kader van verordening [EU] nr. 1305/2013 worden uitgevoerd, en op het controlesysteem en de administratieve sancties in het kader van de randvoorwaarden.”), die van toepassing was in het boekjaar 2019 en dus van toepassing was op het moment dat de sanctie werd opgelegd met de kennisgevingsbrief van de verleende toekenning en de financiële steun die is betaald in het kader van regelingen en maatregelen voor areaalgebonden rechtstreekse betalingen in het boekjaar 2019 van 5 december 2022, dossiernummer [...], indien op het moment dat de rechter de zaak onderzoekt, gedelegeerde verordening (EU) nr. 640/2014 van de Commissie van 11 maart 2014, zoals gewijzigd bij de vanaf 1 januari 2023 geldende versie (beschikbaar op https://eur-lex.europa.eu/legal-content/BG/TXT/?uri=CELEX%3A32014R0640), artikel 19 bis niet meer bevat?

____________

1 Gedelegeerde verordening (EU) nr. 640/2014 van de Commissie van 11 maart 2014 tot aanvulling van verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het geïntegreerd beheers- en controlesysteem en de voorwaarden voor weigering of intrekking van betalingen en voor administratieve sancties in het kader van rechtstreekse betalingen, plattelandsontwikkelingsbijstand en de randvoorwaarden (PB L 181 van 20.6.2014, blz. 48).