Language of document :

Arrest van het Gerecht van 5 februari 2013 - Bank Saderat Iran / Raad

(Zaak T-494/10)

("Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid - Beperkende maatregelen tegen Iran ter voorkoming van nucleaire proliferatie - Bevriezing van tegoeden - Motiveringsplicht - Recht van verdediging - Recht op effectieve rechterlijke bescherming - Kennelijk onjuiste beoordeling")

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Bank Saderat Iran (Teheran, Iran) (vertegenwoordigers: aanvankelijk S. Gadhia en S. Ashley, solicitors, D. Anderson, QC, en R. Blakeley, barrister, vervolgens Gadhia, Ashley, Blakeley en D. Wyatt, QC, en ten slotte Ashley, Blakeley, Wyatt, S. Jeffrey en A. Irvine, solicitors)

Verwerende partij: Raad van de Europese Unie (vertegenwoordigers: M. Bishop en R. Liudvinaviciute-Cordeiro, gemachtigden)

Interveniënte aan de zijde van verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: S. Boelaert en M. Konstantinidis, gemachtigden)

Voorwerp

Verzoek tot nietigverklaring van besluit 2010/413/GBVB van de Raad van 26 juli 2010 betreffende beperkende maatregelen tegen Iran en tot intrekking van gemeenschappelijk standpunt 2007/140/GBVB (PB L 195, blz. 39), uitvoeringsverordening (EU) nr. 668/2010 van de Raad van 26 juli 2010 houdende uitvoering van artikel 7, lid 2, van verordening (EG) nr. 423/2007 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran (PB L 195, blz. 25), besluit 2010/644/GBVB van de Raad van 25 oktober 2010 tot wijziging van besluit 2010/413 (PB L 281, blz. 81), verordening (EU) nr. 961/2010 van de Raad van 25 oktober 2010 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran en tot intrekking van verordening nr. 423/2007 (PB L 281, blz. 1), besluit 2011/783/GBVB van de Raad van 1 december 2011 houdende wijziging van besluit 2010/413 (PB L 319, blz. 71), uitvoeringsverordening (EU) nr. 1245/2011 van de Raad van 1 december 2011 houdende uitvoering van verordening nr. 961/2010 (PB L 319, blz. 11), en verordening (EU) nr. 267/2012 van de Raad van 23 maart 2012 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran en tot intrekking van verordening nr. 961/2010 (PB L 88, blz. 1), voor zover deze handelingen betrekking hebben op verzoekster

Dictum

Worden nietig verklaard, voor zover zij betrekking hebben op Bank Saderat Iran:

punt 7 van tabel B van bijlage II bij besluit 2010/413/GBVB van de Raad van 26 juli 2010 betreffende beperkende maatregelen tegen Iran en tot intrekking van gemeenschappelijk standpunt 2007/140/GBVB;

punt 5 van tabel B van de bijlage bij uitvoeringsverordening (EU) nr. 668/2010 van de Raad van 26 juli 2010 houdende uitvoering van artikel 7, lid 2, van verordening (EG) nr. 423/2007 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran;

punt 7 van tabel B, onder titel I, van de bijlage bij besluit 2010/644/GBVB van de Raad van 25 oktober 2010 tot wijziging van besluit 2010/413;

punt 7 van tabel B van bijlage VIII bij verordening (EU) nr. 961/2010 van de Raad van 25 oktober 2010 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran en tot intrekking van verordening nr. 423/2007;

besluit 2011/783/GBVB van de Raad van 1 december 2011 houdende wijziging van besluit 2010/413;

uitvoeringsverordening (EU) nr. 1245/2011 van de Raad van 1 december 2011 houdende uitvoering van verordening nr. 961/2010;

punt 7 van tabel B, onder titel I, van bijlage IX bij verordening (EU) nr. 267/2012 van de Raad van 23 maart 2012 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran en tot intrekking van verordening nr. 961/2010.

De gevolgen van besluit 2010/413, zoals gewijzigd bij besluit 2010/644 en bij besluit 2011/783, worden gehandhaafd wat Bank Saderat Iran betreft totdat de nietigverklaring van verordening nr. 267/2012 effect sorteert.

Het beroep wordt verworpen voor het overige.

De Raad van de Europese Unie draagt haar eigen kosten en die van de Bank Saderat Iran.

De Europese Commissie draagt haar eigen kosten.

____________

1 - PB C 328 van 4.12.2010.