Language of document : ECLI:EU:T:2013:142





Arrest van het Gerecht (Vierde kamer) van 20 maart 2013 – Bank Saderat/Raad

(Zaak T‑495/10)

„Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid – Beperkende maatregelen tegen Iran ter voorkoming van nucleaire proliferatie – Bevriezing van tegoeden – Entiteit volledig in handen van entiteit waarvan betrokkenheid bij nucleaire proliferatie is vastgesteld – Exceptie van onwettigheid – Motiveringsplicht – Recht van verdediging – Recht op effectieve rechterlijke bescherming”

1.                     Gerechtelijke procedure – Besluit of verordening die in loop van geding bestreden handeling vervangt – Nieuw gegeven – Verruiming van aanvankelijke conclusies en middelen (cf. punten 36, 37)

2.                     Europese Unie – Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid – Beperkende maatregelen ten aanzien van Iran – Bevriezing van tegoeden van personen, entiteiten of lichaam waarvan Raad heeft vastgesteld dat zij bij nucleaire proliferatie zijn betrokken – Verplichting om deze maatregel uit te breiden tot entiteiten die eigendom zijn of onder zeggenschap staan van dergelijke entiteit – Hoedanigheid van in eigendom zijnde of onder zeggenschap staande entiteit – Toepassing van relevante bepalingen van Unierecht – Geen beoordelingsbevoegdheid van Commissie – Beroep tot nietigverklaring van handelingen houdende maatregel tot bevriezing van fondsen – Noodzaak om niet-toepasselijkheid van relevante bepalingen van Unierecht aan te voeren via exceptie van onwettigheid (Art. 277 VWEU; verordeningen van de Raad nr. 423/2007, art. 7, lid 2, sub d, nr. 961/2010, art. 16, lid 2, en nr. 267/2012, art. 23, lid 2; besluit 2010/413 van de Raad, art. 20, lid 1, sub b) (cf. punten 50‑54)

3.                     Handelingen van de instellingen – Motivering – Verplichting – Omvang – Beperkende maatregelen ten aanzien van Iran – Bevriezing van tegoeden van personen, entiteiten of lichamen die zich bezighouden met of medewerking verlenen aan nucleaire proliferatie – Minimumvereisten – Schending – Gedeeltelijke nietigverklaring van bestreden handelingen (Art. 296, al. 2, VWEU; verordeningen van de Raad nr. 961/2010, art. 36, lid 3, en nr. 267/2012, art. 46, lid 3; besluit 2010/413 van de Raad, art. 24, lid 3) (cf. punten 62‑64, 89)

4.                     Recht van de Europese Unie – Beginselen – Rechten van verdediging – Recht op effectieve rechterlijke bescherming – Beperkende maatregelen ten aanzien van Iran – Bevriezing van tegoeden van personen, entiteiten of lichamen die zich bezighouden met of medewerking verlenen aan nucleaire proliferatie – Verplichting om belastende elementen mee te delen – Omvang – Schending – Gedeeltelijke nietigverklaring van bestreden handelingen (Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, art. 47; verordeningen van de Raad nr. 423/2007, nr. 961/2010 en nr. 267/2012; besluit 2010/413 van de Raad) (cf. punten 65‑67, 69, 97, 107‑110)

5.                     Recht van de Europese Unie – Beginselen – Rechten van verdediging – Beperkende maatregelen ten aanzien van Iran – Bevriezing van tegoeden van personen, entiteiten of lichamen die zich bezighouden met of medewerking verlenen aan nucleaire proliferatie – Recht van toegang tot documenten – Recht afhankelijk van daartoe bij Raad ingediend (Verordeningen van de Raad nr. 423/2007, nr. 961/2010 en nr. 267/2012; besluit 2010/413 van de Raad) (cf. punt 68)

Voorwerp

Enerzijds, verzoek tot nietigverklaring van besluit 2010/413/GBVB van de Raad van 26 juli 2010 betreffende beperkende maatregelen tegen Iran en tot intrekking van gemeenschappelijk standpunt 2007/140/GBVB (PB L 195, blz. 39), uitvoeringsverordening (EU) nr. 668/2010 van de Raad van 26 juli 2010 houdende uitvoering van artikel 7, lid 2, van verordening (EG) nr. 423/2007 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran (PB L 195, blz. 25), besluit 2010/644/GBVB van de Raad van 25 oktober 2010 tot wijziging van besluit 2010/413 (PB L 281, blz. 81), verordening (EU) nr. 961/2010 van de Raad van 25 oktober 2010 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran en tot intrekking van verordening (EG) nr. 423/2007 (PB L 281, blz. 1), besluit 2011/783/GBVB van de Raad van 1 december 2011 houdende wijziging van besluit 2010/413 (PB L 319, blz. 71), uitvoeringsverordening (EU) nr. 1245/2011 van de Raad van 1 december 2011 houdende uitvoering van verordening nr. 961/2010 (PB L 319, blz. 11), en verordening (EU) nr. 267/2012 van de Raad van 23 maart 2012 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran en tot intrekking van verordening nr. 961/2010 (PB L 88, blz. 1), voor zover deze handelingen verzoekster betreffen, en anderzijds een vordering tot verklaring dat artikel 7, lid 2, sub d, van verordening (EG) nr. 423/2007 van de Raad van 19 april 2007 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran (PB L 103, blz. 1), artikel 16, lid 2, sub a, van verordening nr. 961/2010 en artikel 23, lid 2, van verordening nr. 267/2012 op verzoekster niet van toepassing zijn

Dictum

1)

Worden nietig verklaard, voor zover zij betrekking hebben op Bank Saderat plc:

–        Punt 7 van tabel B van bijlage II bij besluit 2010/413/GBVB van de Raad van 26 juli 2010 betreffende beperkende maatregelen tegen Iran en tot intrekking van gemeenschappelijk standpunt 2007/140/GBVB;

–        Punt 7 van tabel B van bijlage II bij besluit 2010/413/GBVB van de Raad van 26 juli 2010 betreffende beperkende maatregelen tegen Iran en tot intrekking van gemeenschappelijk standpunt 2007/140/GBVB;

–        Punt 5 van tabel B van de bijlage bij uitvoeringsverordening (EU) nr. 668/2010 van de Raad van 26 juli 2010 houdende uitvoering van artikel 7, lid 2, van verordening (EG) nr. 423/2007 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran;

–        Punt 7 van tabel B, onder titel I, van de bijlage bij besluit 2010/644/GBVB van de Raad van 25 oktober 2010 tot wijziging van besluit 2010/413;

–        Punt 7 van tabel B van bijlage VIII bij verordening (EU) nr. 961/2010 van de Raad van 25 oktober 2010 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran en tot intrekking van verordening nr. 423/2007.

2)

De gevolgen van de nietigverklaring van besluit 2010/413 en besluit 2010/644 worden beperkt tot de periode voorafgaand aan de inwerkingtreding van besluit 2011/783/GBVB van de Raad van 1 december 2011 houdende wijziging van besluit 2010/413.

3)

Er behoeft niet meer te worden beslist over het verzoek van Bank Saderat om vordering nr. 961/2010 en uitvoeringsverordening (EU) nr. 1245/2011 van de Raad van 1 december 2011 houdende uitvoering van verordening nr. 961/2010, met onmiddellijke ingang nietig te verklaren.

4)

Het beroep wordt verworpen voor het overige.

5)

Elke partij draagt haar eigen kosten.