Language of document :

Beroep ingesteld op 23 februari 2012 - Duff Beer/BHIM - Twentieth Century Fox Film (Duff)

(Zaak T-87/12)

Taal van het verzoekschrift: Duits

Partijen

Verzoekende partij: Duff Beer UG (Eschwege, Duitsland) (vertegenwoordiger: N. Schindler, advocaat)

Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (BHIM)

Andere partij voor de kamer van beroep: Twentieth Century Fox Film Corporation (Los Angeles, Verenigde Staten)

Conclusies

de beslissing van de vierde kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (BHIM) van 12 december 2011 (zaak R 0456/2011-4) en de beslissing van de oppositieafdeling van het BHIM van 14 januari 2011 (nr. B 1 603 771) vernietigen;

het BHIM verwijzen in zijn eigen kosten en in de kosten van verzoekster;

subsidiair, de behandeling van de zaak schorsen totdat definitieve beslissingen zijn genomen over de bij het BHIM aanhangige vordering tot vervallenverklaring van gemeenschapsmerk nr. 001341130 (referentienummer 000005227 C) en over de arresten waarbij de Rechtbank van Koophandel te Brussel dit gemeenschapsmerk nietig heeft verklaard (referentienummers 2009/6122 en 2009/6129).

Middelen en voornaamste argumenten

Aanvrager van het gemeenschapsmerk: verzoekster

Betrokken gemeenschapsmerk: beeldmerk in de kleuren zwart, wit en rood "Duff" voor waren en diensten van de klassen 32, 35 en 41 (aanvraag nr. 8 351 091)

Houder van het oppositiemerk of -teken in de oppositieprocedure: Twentieth Century Fox Film Corporation

Oppositiemerk of -teken: beeldmerk "Duff BEER" (gemeenschapsmerk nr. 1 341 130) voor waren van klasse 32

Beslissing van de oppositieafdeling: gedeeltelijke toewijzing van de oppositie, voor waren en diensten van de klassen 32 en 35

Beslissing van de kamer van beroep: verwerping van het beroep

Aangevoerde middelen: schending van artikel 8, lid 2, sub b, van verordening nr. 207/2009, aangezien tussen de conflicterende merken geen gevaar voor verwarring bestaat, en schending van regel 20, lid 7, sub c, juncto regel 50, lid 1, van verordening nr. 2868/95, doordat de beoordelingsbevoegdheid onjuist is uitgeoefend ter zake van verzoeksters vordering tot schorsing van de procedure voor de kamer van beroep.

____________