Language of document :

Mededeling in het PB

 

Beroep, op 9 september 2002 ingesteld door "D" tegen Europese Investeringsbank

    (Zaak T-275/02)

    Procestaal: Frans

Bij het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen is op 9 september 2002 beroep ingesteld tegen Europese Investeringsbank door "D", vertegenwoordigd door J. Choucroun, advocaat, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg.

Verzoeker concludeert dat het het Gerecht behage:

(het onderhavige beroep ontvankelijk en gegrond te verklaren;

(nietig te verklaren het eenzijdig genomen besluit van de Europese Investeringsbank van 26 maart 2002 waarbij de tussen partijen overeengekomen proeftijd van zes maanden met vier maanden is verlengd;

(nietig te verklaren het besluit van de Europese Investeringsbank van 28 juni 2002 waarbij verzoekers arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, gesloten op 20 oktober 2001, buiten de proeftijd eenzijdig per 15 juni 2002 is opgezegd;

(de Europese Investeringsbank te gelasten, verzoeker 45 000 (vijfenveertigduizend) euro aan schadevergoeding te betalen;

(de Europese Investeringsbank in de kosten te verwijzen.

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoeker komt op tegen de verlenging van zijn proeftijd bij verweerster alsmede tegen de eenzijdige opzegging door laatstgenoemde van zijn arbeidsovereenkomst buiten die proeftijd.

Tot staving van zijn beroep voert hij het volgende aan:

(schending van het legaliteitsbeginsel doordat noch de aanstellingsbrief noch de Statuten van de Bank bepalen dat de proeftijd kan worden verlengd. De bank kan dienaangaande geen wijzigende omstandigheden aanvoeren;

(schending van de pacta sunt servanda-regel doordat de Bank niet gedurende de proeftijd gebruik heeft gemaakt van haar recht de overeenkomst zonder opgaaf van redenen met een opzegtermijn van twee weken op te zeggen, en op grond dat verweerster de overeenkomst niet eenzijdig kan wijzigen.

Verzoeker beroept zich voorts op schending van de zorgplicht en van het vertrouwensbeginsel.

____________