Language of document : ECLI:EU:T:2018:81

BESCHIKKING VAN HET GERECHT (Achtste kamer)

8 februari 2018 (*)

„Uniemerk – Procedure – Begroting van proceskosten – Onbevoegdheid van het Gerecht – Verwijzing naar het Hof”

In zaak T‑450/09 DEP,

Simba Toys GmbH & Co. KG, gevestigd te Fürth (Duitsland), vertegenwoordigd door O. Ruhl, advocaat,

verzoekster,

tegen

Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO), vertegenwoordigd door A. Folliard-Monguiral als gemachtigde,

verweerder,

andere partij in de procedure voor de kamer van beroep van het EUIPO, interveniënte voor het Gerecht:

Seven Towns Ltd, gevestigd te Londen (Verenigd Koninkrijk), vertegenwoordigd door K. Szamosi en M. Borbás, advocaten,

betreffende een verzoek om begroting van de proceskosten naar aanleiding van het arrest van 10 november 2016, Simba Toys/EUIPO (C‑30/15 P, EU:C:2016:849),

geeft

HET GERECHT (Achtste kamer),

samengesteld als volgt: A. M. Collins (rapporteur), president, M. Kancheva en J. Passer, rechters,

griffier: E. Coulon,

de navolgende

Beschikking

 Feiten, procedure en conclusies van partijen

1        Op 1 april 1996 heeft interveniënte, Seven Towns Ltd, bij het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO) een Uniemerkaanvraag ingediend krachtens verordening (EG) nr. 40/94 van de Raad van 20 december 1993 inzake het Gemeenschapsmerk (PB 1994, L 11, blz. 1), zoals gewijzigd [vervangen door verordening (EG) nr. 207/2009 van de Raad van 26 februari 2009 inzake het Uniemerk (PB 2009, L 78, blz. 1), zoals gewijzigd, zelf vervangen door verordening (EU) 2017/1001 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2017 inzake het Uniemerk (PB 2017, L 154, blz. 1)].

2        De inschrijvingsaanvraag betreft het volgende driedimensionale teken:

Image not found

3        Op 6 april 1999 werd het betrokken merk als Uniemerk ingeschreven onder nummer 162784. De inschrijving van het merk werd op 10 november 2006 vernieuwd.

4        Op 15 november 2006 heeft verzoekster, Simba Toys GmbH & Co. KG, een vordering tot nietigverklaring van het litigieuze merk ingediend krachtens artikel 51, lid 1, onder a), van verordening nr. 40/94 [nadien artikel 52, lid 1, onder a), van verordening nr. 207/2009, thans artikel 59, lid 1, onder a) van verordening 2017/1001], gelezen in samenhang met artikel 7, lid 1, onder a) tot en met c) en e), van verordening nr. 40/94 [nadien artikel 7, lid 1, onder a) tot en met c) en e), van verordening nr. 207/2009, thans artikel 7, lid 1, onder a) tot en met c) en e), van verordening 2017/1001].

5        Bij beslissing van 14 oktober 2008 heeft de nietigheidsafdeling de vordering tot nietigverklaring in haar geheel afgewezen.

6        Op 23 oktober 2008 heeft verzoekster tegen deze beslissing bij het EUIPO beroep ingesteld krachtens de artikelen 57 tot en met 62 van verordening nr. 40/94 (nadien artikelen 58‑64 van verordening nr. 207/2009, thans artikelen 66‑71 van verordening 2017/1001).

7        Bij beslissing van 1 september 2009 (hierna: „bestreden beslissing”) heeft de tweede kamer van beroep van het EUIPO de beslissing van de nietigheidsafdeling bevestigd en het beroep verworpen.

8        Bij verzoekschrift, neergelegd ter griffie van het Gerecht op 6 november 2009, heeft verzoekster een beroep ingesteld tot vernietiging van de bestreden beslissing en tot verwijzing van het EUIPO en interveniënte in de kosten van de beroepsprocedure en de procedure voor het Gerecht. Deze zaak is ingeschreven onder nummer T‑450/09 en toegewezen aan de Vierde kamer.

9        Interveniënte heeft geïntervenieerd aan de zijde van het EUIPO. Zij heeft, net zoals laatstbedoelde, afwijzing van het beroep en veroordeling van verzoekster in de kosten gevorderd.

10      Op 10 oktober 2013 is beslist tot een nieuwe toewijzing van zaak T‑450/09 aan de Zesde kamer, gelet op de wijziging van de samenstelling van de kamers van het Gerecht.

11      Bij arrest van 25 november 2014, Simba Toys/BHIM – Seven Towns (Vorm van kubus met vlakken die roosterstructuur hebben) (T‑450/09, EU:T:2014:983), heeft het Gerecht het beroep verworpen en verzoekster verwezen in de kosten.

12      Bij verzoekschrift, neergelegd ter griffie van het Hof op 26 januari 2015, heeft verzoekster hogere voorziening ingesteld tegen voornoemd arrest.

13      Bij arrest van 10 november 2016, Simba Toys/EUIPO (C‑30/15 P, EU:C:2016:849), heeft het Hof het arrest van 25 november 2014, Vorm van kubus met vlakken die roosterstructuur hebben (T‑450/09, EU:T:2014:983) vernietigd, de zaak zelf afgedaan door de bestreden beslissing te vernietigen, en geoordeeld dat interveniënte en het EUIPO „behalve in hun eigen kosten, verwezen [worden] in de kosten van [verzoekster] die zijn opgekomen in zowel de procedure in eerste aanleg in zaak T‑450/09 als in de procedure in hogere voorziening”.

14      Bij schrijven van 27 februari 2017 heeft verzoekster het EUIPO verzocht haar een bedrag van 53 386,70 EUR te betalen uit hoofde van proceskosten die zij had gemaakt in zaak T‑450/09.

15      Aangezien de partijen geen akkoord konden bereiken over het bedrag van de invorderbare proceskosten heeft verzoekster, bij verzoekschrift neergelegd ter griffie van het Gerecht op 24 augustus 2017, krachtens artikel 170, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, het onderhavige verzoek tot begroting van de proceskosten ingediend, dat onder T‑450/09 DEP is ingeschreven en in hoofdzaak strekt tot verkrijging van hoofdelijke betaling door het EUIPO en interveniënte van een bedrag van 54 286,70 EUR uit hoofde van proceskosten verbonden aan zaak T‑450/09 en aan voormeld verzoek tot begroting van de proceskosten.

16      Parallel daarmee heeft verzoekster, bij verzoekschrift neergelegd ter griffie van het Hof op 24 augustus 2017, krachtens artikel 145 van het Reglement voor de procesvoering van het Hof een verzoek tot begroting van de proceskosten ingediend dat onder nummer C‑30/15 P-DEP is ingeschreven en strekt tot verkrijging van terugbetaling van de proceskosten verbonden aan de procedure in hogere voorziening in zaak C‑30/15 P.

17      Bij de wijziging van de samenstelling van de kamers van het Gerecht is de rechter-rapporteur als president toegevoegd aan de Achtste kamer, aan welke kamer de onderhavige zaak bijgevolg is toegewezen.

 Bevoegdheid van het Gerecht

18      Volgens artikel 54, tweede alinea, van het Statuut van het Hof van Justitie van de Europese Unie verwijst het Gerecht de zaak naar het Hof wanneer het vaststelt dat het niet bevoegd is kennis te nemen van een beroep ten aanzien waarvan het Hof bevoegd is.

19      Krachtens artikel 127 van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht worden beslissingen tot verwijzing bedoeld in artikel 54, tweede alinea, van het Statuut van het Hof van Justitie van de Europese Unie, door het Gerecht op voorstel van de rechter-rapporteur vastgesteld bij met redenen omklede beschikking.

20      Om te beginnen moet eraan worden herinnerd dat volgens artikel 133 van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht en artikel 137 van het Reglement voor de procesvoering van het Hof – dat krachtens artikel 184, lid 1, van ditzelfde Reglement op de procedure in hogere voorziening van toepassing is – „[t]en aanzien van de proceskosten wordt beslist in het arrest of de beschikking waardoor een einde komt aan het geding”. Volgens artikel 184, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering van het Hof beslist het Hof over de proceskosten wanneer de hogere voorziening gegrond is en het Hof de zaak zelf afdoet.

21      Aangezien het met de hogere voorziening bestreden arrest van 25 november 2014, Vorm van kubus met vlakken die roosterstructuur hebben (T‑450/09, EU:T:2014:983), is vernietigd en het Hof de zaak zelf heeft afgedaan, moet in casu worden vastgesteld dat met het arrest van 10 november 2016, Simba Toys/EUIPO (C‑30/15 P, EU:C/2016:849), een einde is gekomen aan het geding. Aangezien het arrest van 25 november 2014, Vorm van kubus met vlakken die roosterstructuur hebben (T‑450/09, EU:T:2014:983), in zijn geheel is vernietigd, bestaat er bovendien geen beslissing van het Gerecht meer ten aanzien van de bij die instantie in die aanleg opgekomen kosten.

22      In een vergelijkbare situatie heeft het Hof reeds geoordeeld dat het bevoegd was uitspraak te doen op een verzoek om begroting van de kosten van de voor het Gerecht gevoerde procedure (zie in die zin beschikking van 1 oktober 2013, Elf Aquitaine/Commissie, C‑521/09 P-DEP, EU:C:2013:644, punten 9‑12).

23      In deze omstandigheden valt het onderhavige verzoek om begroting van de proceskosten, hoewel dit betrekking heeft op de kosten van de eerste aanleg, binnen de bevoegdheid van het Hof.

24      Derhalve dient te worden vastgesteld dat het Gerecht niet bevoegd is kennis te nemen van het onderhavige verzoek tot begroting van de proceskosten en dient de zaak, overeenkomstig artikel 54, tweede alinea, van het Statuut van het Hof van Justitie van de Europese Unie en artikel 127 van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, te worden verwezen naar het Hof.

HET GERECHT (Achtste kamer)

beschikt:

De zaak T450/09 DEP wordt verwezen naar het Hof.

Luxemburg, 8 februari 2018.

De griffier

 

De president

E. Coulon

 

A. M. Collins


*      Procestaal: Engels.