Language of document :

Beroep ingesteld op 15 mei 2013 – Growth Energy en Renewable Fuels Association / Raad

(Zaak T-276/13)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partijen: Growth Energy (Washington, Verenigde Staten), Renewable Fuels Association (Washington, Verenigde Staten) (vertegenwoordiger: P. Vander Schueren, advocaat)

Verwerende partij: Raad van de Europese Unie

Conclusies

nietigverklaring van uitvoeringsverordening (EU) nr. 157/2013 van de Raad van 18 februari 2013 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bio-ethanol van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika (PB L 49 van 22.2.2013, blz. 10) voor zover zij verzoeksters en hun leden betreft;

verwijzing van de Raad in verzoeksters’ kosten in de onderhavige procedure

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoeksters baseren hun beroep op tien middelen.

Eerste middel: met basisverordening strijdige vaststelling door de Commissie van een voor het gehele land geldend recht en weigering om een individueel dumpingrecht te berekenen, hoewel zij alle daartoe vereiste informatie had. Volgens verzoeksters geeft dat blijk van een kennelijk onjuiste beoordeling van de relevante feiten, schending van het recht, ontbrekende motivering van haar conclusies, schending van de zorgvuldigheidplicht en van de rechten van de verdediging alsook van het beginsel van rechtszekerheid en verzoeksters’ gewettigd vertrouwen door de Commissie.

Tweede middel: kennelijk onjuiste beoordeling van de relevante feiten en schending van het recht doordat de Commissie de dumpingmarge heeft berekend zonder aanpassing van de exportprijzen voor de betrokken mengsels van de menger naar boven.

Derde middel: kennelijk onjuiste beoordeling van de relevante feiten en schending van de basisverordening en van het discriminatieverbod door de Commissie, omdat zij het importvolume van bio-ethanol uit de Verenigde Staten heeft overschat en deze import niet op vergelijkbare wijze heeft behandeld als import van hetzelfde product uit derde landen.

Vierde middel: kennelijk onjuiste beoordeling en schending van de basisverordening door de Commissie bij de berekening van de schademarge.

Vijfde middel: kennelijk onjuiste beoordeling en schending van de basisverordening door de Commissie, omdat zij haar vaststelling van materiële schade heeft gebaseerd op een Unie-industrie die geen soortelijk product vervaardigt, en zij de Unie-industrie heeft gedefinieerd alvorens het soortgelijke product te definiëren.

Zesde middel: kennelijk onjuiste beoordelingen en schending van het recht in de bestreden verordening aangezien de materiële schade is bepaald op basis van gegevens van een niet-representatieve steekproef van de Unieproducenten.

Zevende middel: kennelijk onjuiste beoordeling door de Commissie doordat zij tot de conclusie kwam dat andere oorzaken van materiële schade niet het causaal verband verbreken tussen de bedoelde import en de gestelde schade voor de Unie-industrie.

Achtste middel: schending van het recht en van het evenredigheidsbeginsel door de Raad door de vaststelling van een dumpingmaatregel die niet noodzakelijk is.

Negende middel: schendingen van het recht, het beginsel van behoorlijk bestuur en het discriminatieverbod door de Commissie, omdat zij meende dat het onderzoek naar bio-ethanol van oorsprong uit de Verenigde Staten plaatsvond op basis van een daartoe geschikte klacht, terwijl deze klacht niet voldeed aan de vereisten van de basisverordening.

Tiende middel: meerdere schendingen van verzoekers’ rechten van verdediging door de Commissie en motiveringsgebrek bij de vaststelling van de bestreden verordening, daar de definitieve mededeling waarop zij is gebaseerd, wezenlijke feiten en overwegingen voor de vaststelling van de definitieve maatregelen niet bevatte. De Commissie heeft ook zonder motivering de periode van geldigheid van de maatregelen gewijzigd, terwijl zij verzoeksters geen tijdige toegang tot de niet-vertrouwelijke stukken heeft verleend en onvoldoende tijd heeft gegeven om opmerkingen over de definitieve mededeling te maken.