Language of document :

Beroep ingesteld op 15 mei 2013 – Marquis Energy/Raad

(Zaak T-277/13)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Marquis Energy LLC (Hennepin, Verenigde Staten) (vertegenwoordiger: P. Vander Schueren, advocaat)

Verwerende partij: Raad van de Europese Unie

Conclusies

nietigverklaring van uitvoeringsverordening (EU) nr. 157/2013 van de Raad van 18 februari 2013 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bio-ethanol van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika (PB L 49 van 22.2.2013, blz. 10) voor zover zij verzoeksters betreft;

verwijzing van de Raad in verzoeksters kosten in de onderhavige procedure

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoekster baseert haar beroep op tien middelen.

Eerste middel: met basisverordening strijdige vaststelling door de Commissie van een voor het gehele land geldend recht en weigering om een individueel dumpingrecht te berekenen, hoewel zij alle daartoe vereiste informatie had. Volgens verzoekster geeft dat blijk van een kennelijk onjuiste beoordeling van de relevante feiten, schending van het recht, gebrek aan motivering van conclusies, schending van de zorgvuldigheidplicht en van de rechten van de verdediging alsook van het beginsel van rechtszekerheid en verzoeksters gewettigd vertrouwen door de Commissie.

Tweede middel: kennelijk onjuiste beoordeling van de relevante feiten en schending van het recht doordat de Commissie zonder aanpassing van de exportprijs de dumpingmarge berekende door de exportprijzen voor de betrokken mengsels van de menger niet naar boven aan te passen.

Derde middel: kennelijk onjuiste beoordeling van de relevante feiten en schending van de basisverordening en van het discriminatieverbod door de Commissie door het importvolume van bio-ethanol uit de Verenigde Staten te overschatten en deze import niet op dezelfde wijze te behandelen als import van hetzelfde product uit derde landen.

Vierde middel: kennelijk onjuiste beoordeling en schending van de basisverordening door de Commissie bij de berekening van de schademarge.

Vijfde middel: kennelijk onjuiste beoordeling en schending van de basisverordening door de Commissie door de vaststelling van materiële schade te baseren op een Unie-industrie die geen soortelijk product vervaardigt, en door de Unie-industrie te bepalen alvorens het soortgelijke product te bepalen.

Zesde middel: kennelijk onjuiste beoordelingen en schending van het recht in de bestreden verordening aangezien de materiële schade is bepaald op basis van gegevens van een niet-representatief monster van de Unie-producenten.

Zevende middel: kennelijk onjuiste beoordeling door de Commissie doordat zij tot de conclusie kwam dat andere oorzaken van materiële schade niet het causaal verband verbreken tussen de bedoelde import en de gestelde schade voor de Unie-industrie.

Achtste middel: schending van het recht en van het evenredigheidsbeginsel door de Raad door de vaststelling van een dumpingmaatregel die nutteloos is.

Negende middel: schendingen van het recht, het beginsel van behoorlijk bestuur en het discriminatieverbod door de Commissie door aan te nemen dat bio-ethanol van oorsprong uit de Verenigde Staten werd onderzocht op basis van een geschikte klacht, terwijl deze klacht niet voldeed aan de vereisten van de basisverordening.

Tiende middel: meerdere schendingen van verzoekers rechten van de verdediging door de Commissie en gebrek aan motivering bij de vaststelling van de bestreden verordening, daar de definitieve openbaarmaking waarop zij is gebaseerd, wezenlijke feiten en overwegingen voor de vaststelling van de definitieve maatregelen niet bevatte. De Commissie wijzigde zonder motivering ook de periode van geldigheid van de maatregelen, terwijl zij verzoekster geen tijdige toegang tot de niet-vertrouwelijke stukken gaf of voldoende tijd gaf om opmerkingen over de definitieve openbaarmaking te maken.