Language of document :

Beroep ingesteld op 14 augustus 2023 – Sharif / Raad

(Zaak T-503/23)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: Ammar Sharif (Beiroet, Libanon) (vertegenwoordigers: G. Karouni en K. Assogba, advocaten)

Verwerende partij: Raad van de Europese Unie

Conclusies

Verzoeker verzoekt het Gerecht om:

vaststelling van de onrechtmatigheid van de bestreden handelingen, met name, artikel 27, lid 2, onder b), en lid 3, en artikel 28, lid 2, onder b), en lid 3, van besluit 2013/255, zoals gewijzigd bij besluit 2015/1836, en artikel 15, lid 1 bis, onder b), van verordening nr. 36/2012, alsook verklaring van niet-toepasselijkheid ervan ten aanzien van verzoeker, voor zover deze bepalingen hem betreffen;

nietigverklaring van de volgende handelingen voor zover deze betrekking hebben op verzoeker:

besluit (GBVB) 2023/1035 van de Raad van 25 mei 2023 tot uitvoering van besluit 2013/255/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen Syrië, en bijlage I erbij;

uitvoeringsverordening (EU) 2023/1027 van de Raad van 25 mei 2023 tot uitvoering van verordening (EU) nr. 36/2012 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Syrië, en bijlage II erbij;

veroordeling van de Raad tot betaling van een algehele schadevergoeding van 10 000 EUR;

verwijzing van de Raad in zijn eigen kosten en de kosten van de verzoeker, ten aanzien waarvan hij zich het recht voorbehoudt om deze in de loop van de procedure aan te tonen.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van het beroep voert verzoeker twee middelen aan.

Exceptie van onwettigheid gericht tegen het criterium voor inschrijving van personen die banden hebben met leden van de families Assad of Makhlouf, als bedoeld in artikel 27, lid 2, onder b), en artikel 28, lid 2, onder b), van besluit 2013/255, zoals gewijzigd bij besluit 2018/1836, en in artikel 15, lid 1 bis, onder b), van verordening nr. 36/2012. Verzoeker stelt vast dat zijn naam is gehandhaafd op de lijst van personen en entiteiten die aan beperkende maatregelen onderworpen zijn, welke lijst is opgenomen in bijlage I bij besluit 2013/255/GBVB van de Raad, zoals gewijzigd door besluit (GBVB) 2023/1035, en in bijlage II bij verordening (EU) nr. 36/2012 van de Raad, zoals uitgevoerd bij uitvoeringsverordening (EU) 2023/1027 van de Raad betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Syrië, op grond dat hij „banden [heeft] met een lid van de familie Makhlouf (zwager van Rami Makhlouf)”. Hij stelt derhalve dat deze bepalingen de rechtsgrondslag van de bestreden handelingen vormen en dat er een rechtstreeks verband bestaat tussen de eerste handelingen van algemene strekking, waarvan verzoeker de gevolgen ondervindt, en de tweede handelingen, die de bestreden handelingen vormen.

Onvoldoende feitelijke grondslag en een kennelijke beoordelingsfout. Verzoeker verwijt de Raad dat hij zijn naam op de betrokken lijsten heeft gehandhaafd door te verwijzen naar een persoon wiens verandering van situatie nochtans algemeen bekend is. Hij is van mening dat de Raad zijn belangen ernstig schaadt door zijn lot te laten afhangen van dat van Rami Makhlouf, wiens situatie hij niet opnieuw heeft onderzocht of aangepast in het licht van de ontwikkelingen in Syrië. Verzoeker betoogt voorts dat de Raad niet echt rekening houdt met zijn persoonlijke situatie. Verzoeker stelt namelijk dat hij geen enkele band meer heeft met de zaken waarvan hij wordt beschuldigd, zodat bij gebreke van enig bewijs of een reeks aanwijzingen die het bestaan van een grief jegens hem redelijk geloofwaardig maken, naast de omstandigheid van een familieband met een lid van de familie Makhlouf, de handhaving van zijn naam op de lijsten van de litigieuze handelingen niet gerechtvaardigd is.

____________