Language of document :

Hogere voorziening ingesteld op 21 maart 2013 door BG tegen het arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken van 17 juli 2012 in zaak F-54/11, BG/Ombudsman

(Zaak T-406/12 P)

Procestaal: Frans

Partijen

Rekwirerende partij: BG (Straatsburg, Frankrijk) (vertegenwoordigers: L. Levi en A. Blot, advocaten)

Andere partij in de procedure: Europese Ombudsman

Conclusies

De rekwirerende partij verzoekt het Gerecht:

het arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken van de Europese Unie van 17 juli 2012 in zaak F-54/11 te vernietigen;

dientengevolge, rekwirantes in eerste aanleg geformuleerde vorderingen toe te wijzen en, derhalve,

primair, haar met terugwerkende kracht tot de datum waarop het besluit tot tuchtrechtelijk ontslag van kracht is geworden terug te plaatsen in haar ambt van administrateur van de rang A5, salaristrap 2, en haar alle financiële rechten te betalen die haar over die gehele periode verschuldigd zijn, te vermeerderen met vertragingsrente tegen de rentevoet van de ECB, vermeerderd met twee punten;

subsidiair, haar het bedrag toe te kennen overeenkomende met de bezoldiging die zij zou hebben ontvangen vanaf de datum waarop haar tuchtrechtelijk ontslag in augustus 2010 van kracht is geworden tot de maand waarin zij in juli 2040 de pensioenleeftijd zal bereiken, en haar pensioenrechten te regulariseren ;

in elk geval, haar een immateriële schadevergoeding van 65 000 EUR toe te kennen;

de verwerende partij te verwijzen in alle kosten;

de verwerende partij te verwijzen in alle kosten van de beide instanties.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van de hogere voorziening voert de rekwirerende partij vier middelen aan.

Eerste middel, ontleend aan een verkeerde opvatting van het dossier bij de controle door het GVA van de eerbiediging van de tuchtprocedure en met name schending van artikel 25 van bijlage IX bij het Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie, aangezien het GVA het begrip „strafvervolging” verkeerd heeft uitgelegd (betreffende de punten 68 en volgende van het bestreden arrest).

Tweede middel, ontleend aan niet-nakoming van de verplichting om de nakoming van de motiveringsplicht te controleren en verkeerde opvatting van het dossier, daar het GVA heeft vastgesteld dat de Ombudsman aan de motiveringsplicht had voldaan, ofschoon hij is afgeweken van het advies van de tuchtraad (betreffende de punten 102 en 103 van het bestreden arrest).

Derde middel, ontleend aan niet-nakoming van de verplichting om te controleren of er sprake was van een kennelijke beoordelingsfout, schending van het evenredigheidsbeginsel en verkeerde opvatting van het dossier, aangezien het GVA heeft geoordeeld dat de Ombudsman niet het evenredigheidsbeginsel heeft geschonden door rekwirante de zwaarste in het Statuut opgenomen sanctie op te leggen (betreffende de punten 115-130 van het bestreden arrest).

Vierde middel, ontleend aan niet-nakoming van de verplichting om de eerbiediging van het beginsel van gelijkheid van mannen en vrouwen te controleren en niet-nakoming door het GVA van de motiveringsplicht, daar het GVA niet heeft onderzocht of rekwirante door haar zwangerschap, waarmee haar handelwijze verband hield, indirect is gediscrimineerd (betreffende de punten 139 en volgende van het bestreden arrest).