Language of document : ECLI:EU:T:2004:4

Zaak T‑109/01

Fleuren Compost BV

tegen

Commissie van de Europese Gemeenschappen

„Beroep tot nietigverklaring – Staatssteun – Steun toegekend door Koninkrijk der Nederlanden aan mestverwerkende bedrijven – Regeling door Commissie voor bepaalde tijd goedgekeurd – Steun toegekend vóór of na toegestane periode”

Samenvatting van het arrest

1.      Steunmaatregelen van de staten – Administratieve procedure – Verplichting van Commissie om belanghebbenden aan te manen hun opmerkingen in te dienen – Recht van ontvanger van steun om te worden gehoord – Grenzen

(Art. 88, lid 2, EG)

2.      Steunmaatregelen van de staten – Beschikking van Commissie – Zorgvuldigheidsplicht van lidstaat die steun verleent, en van ontvanger van steun met betrekking tot mededeling van alle relevante gegevens

(Art. 88, lid 2, EG)

3.      Steunmaatregelen van de staten – Onderzoek door Commissie – Ontbreken van opmerkingen van belanghebbenden – Geen invloed op geldigheid van beschikking van Commissie – Verplichting om niet uitdrukkelijk aangevoerde gegevens ambtshalve te onderzoeken – Geen

(Art. 88, lid 2, EG)

4.      Steunmaatregelen van de staten – Beschikking van Commissie – Rechterlijke toetsing – Grenzen – Beoordeling van wettigheid aan hand van gegevens die beschikbaar waren op ogenblik van vaststelling van beschikking

(Art. 88, lid 3, EG en 230 EG)

5.      Steunmaatregelen van de staten – Verbod – Afwijkingen – Steunmaatregelen die als verenigbaar met gemeenschappelijke markt kunnen worden aangemerkt – Beoordelingsvrijheid van Commissie – Rechterlijke toetsing – Grenzen

(Art. 87, lid 3, EG)

6.      Handelingen van de instellingen – Motivering – Verplichting – Omvang – Beschikking van Commissie waarbij maatregel als steun wordt aangemerkt – Beschikking van Commissie waarbij niet-aangemelde steun onverenigbaar met gemeenschappelijke markt wordt verklaard

(Art. 87, lid 1, EG, 88, lid 3, EG en 253 EG)

7.      Steunmaatregelen van de staten – Terugvordering van onwettige steun – Toepassing van nationaal recht – Eventueel gewettigd vertrouwen van ontvangers – Bescherming – Voorwaarden en grenzen

(Art. 87 EG en 88 EG)

1.      De Commissie moet de belanghebbenden in de onderzoeksfase bedoeld in artikel 88, lid 2, EG aanmanen, hun opmerkingen in te dienen.

In dit verband is een mededeling in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen een doeltreffend middel om alle belanghebbenden op de hoogte te brengen van het feit dat een procedure is ingeleid. Deze mededeling strekt ertoe, bij belanghebbenden alle inlichtingen ter voorlichting van de Commissie met het oog op haar toekomstige actie in te winnen. Een dergelijke procedure biedt de overige lidstaten en de belanghebbende kringen tevens de zekerheid dat zij zullen worden gehoord.

In de procedure van controle van staatssteun kunnen andere belanghebbenden dan de lidstaat die verantwoordelijk is voor de verlening van de steun, echter geen aanspraak maken op een contradictoir debat met de Commissie, zoals dit ten gunste van deze lidstaat is vastgesteld. Geen enkele bepaling van deze procedure kent onder de belanghebbenden aan de ontvanger van de steun een bijzondere rol toe, aangezien de procedure niet wordt ingeleid jegens de ontvanger, hetgeen zou betekenen dat hij zich zou kunnen beroepen op zo ruime rechten als de rechten van de verdediging als zodanig.

(cf. punten 40‑44)

2.      Aangezien de beslissing om de procedure van artikel 88, lid 2, EG in te leiden een voorafgaand, toereikend onderzoek door de Commissie omvat, waarin de redenen zijn uiteengezet waarom zij twijfelt aan de verenigbaarheid van de staatssteun met de gemeenschappelijke markt, staat het aan de betrokken lidstaat en in voorkomend geval aan de begunstigde van de steun om het bewijs te leveren dat deze steun verenigbaar is met de gemeenschappelijke markt en om eventueel te wijzen op specifieke omstandigheden inzake de terugbetaling van reeds betaalde steun wanneer de Commissie deze terugbetaling zou vorderen.

(cf. punt 45)

3.      Al moet de Commissie ingevolge artikel 88, lid 2, EG de belanghebbenden vragen of zij opmerkingen hebben, alvorens zij een beschikking betreffende staatssteun vaststelt, dit belet niet dat deze instelling, wanneer geen opmerkingen zijn ingediend, kan besluiten dat een steunmaatregel onverenigbaar is met de gemeenschappelijke markt. Evenmin kan haar worden verweten dat zij geen rekening heeft gehouden met eventuele feitelijke of juridische gegevens die, hoewel dit mogelijk was, haar tijdens de administratieve procedure niet zijn voorgelegd, aangezien de Commissie niet gehouden is, zich ambtshalve en bij benadering voor te stellen welke gegevens haar hadden kunnen worden voorgelegd.

(cf. punten 48‑49)

4.      In het kader van een beroep tot nietigverklaring krachtens artikel 230 EG moet de rechtmatigheid van de betrokken gemeenschapshandeling worden beoordeeld aan de hand van de feiten en de rechtstoestand op de datum waarop deze handeling is vastgesteld.

Zo moet de wettigheid van een beschikking betreffende staatssteun worden beoordeeld aan de hand van de gegevens waarover de Commissie kon beschikken op het ogenblik waarop zij haar beschikking vaststelde. Een lidstaat kan zich voor de gemeenschapsrechter dus niet beroepen op feitelijke gegevens die tijdens de in artikel 88 EG bedoelde precontentieuze procedure niet werden aangevoerd.

(cf. punten 50‑51, 96)

5.      De Commissie beschikt voor de toepassing van artikel 87, lid 3, EG over een ruime beoordelingsvrijheid, waarvan het gebruik een afweging van economische en sociale gegevens impliceert, die dient te geschieden in een communautair kader. De gemeenschapsrechter mag bij de toetsing van de wettigheid van het gebruik van een dergelijke vrijheid zijn oordeel ter zake niet in de plaats stellen van dat van het bevoegde orgaan, maar dient alleen te onderzoeken of deze beoordeling niet gebrekkig is wegens een kennelijke beoordelingsfout of misbruik van bevoegdheid.

(cf. punt 90)

6.      De door artikel 253 EG vereiste motivering moet beantwoorden aan de aard van de betrokken handeling en de redenering van de instelling die de handeling heeft verricht, duidelijk en ondubbelzinnig tot uitdrukking doen komen, zodat de belanghebbenden kennis kunnen nemen van de rechtvaardigingsgronden van de genomen maatregel en de bevoegde rechter zijn toezicht kan uitoefenen.

De Commissie moet dus de redenen noemen waarom zij van mening is dat de betrokken staatssteun binnen de werkingssfeer van artikel 87, lid 1, EG valt. Zelfs in gevallen waarin uit de omstandigheden waaronder de steun is verleend, blijkt dat die steun het handelsverkeer tussen lidstaten ongunstig zal beïnvloeden en de mededinging zal vervalsen of dreigen te vervalsen, mag van de Commissie toch op zijn minst worden verwacht dat zij die omstandigheden in de motivering van haar beschikking aangeeft.

De Commissie behoeft echter niet de werkelijke invloed van de reeds verleende steun aan te tonen. Anders zouden de lidstaten die steun verlenen zonder zich te houden aan de aanmeldingsplicht van artikel 88, lid 3, EG, worden bevoordeeld ten opzichte van lidstaten die hun steunvoornemens wél aanmelden.

(cf. punten 119‑121)

7.      Gelet op het dwingende karakter van het door de Commissie krachtens artikel 88 EG uitgeoefende toezicht op de steunmaatregelen van de staten, kunnen ondernemingen in beginsel slechts een gewettigd vertrouwen hebben in de rechtmatigheid van de steun die zij hebben genoten, wanneer de steun met inachtneming van de procedure van dat artikel is toegekend. Een behoedzaam ondernemer zal immers normaliter in staat zijn, zich ervan te vergewissen of deze procedure is gevolgd, ook indien de betrokken staat in zodanige mate voor de onrechtmatigheid van het besluit tot toekenning van de steun verantwoordelijk is, dat de intrekking daarvan jegens de begunstigde een schending van de goede trouw lijkt.

Al is het niet uitgesloten dat de ontvangers van onrechtmatig toegekende steun zich in het kader van een terugvorderingsprocedure kunnen beroepen op uitzonderlijke omstandigheden die hun vertrouwen in de rechtmatigheid van de steun konden wettigen, om zich tegen de terugbetaling ervan te verzetten, de begunstigden kunnen dergelijke uitzonderlijke omstandigheden op basis van de relevante nationale bepalingen alleen aanvoeren in het kader van de terugvorderingsprocedure voor de nationale rechter, die als enige de omstandigheden van het geval dient te beoordelen, eventueel na het Hof prejudiciële uitleggingsvragen te hebben gesteld.

Eventuele verwachtingen die de autoriteiten van de steunverlenende staat ten onrechte zouden hebben gewekt zonder de Commissie daarvan op de hoogte te stellen, kunnen ten slotte in geen geval de rechtmatigheid van de bestreden beschikking aantasten. Zou men dit toelaten, dan zouden de artikelen 87 EG en 88 EG elk nuttig effect verliezen, aangezien de nationale instanties zich dan op hun eigen onrechtmatig gedrag of nalatigheid zouden kunnen beroepen om aan beschikkingen die de Commissie op grond van verdragsbepalingen heeft gegeven, elke werking te ontnemen.

(cf. punten 135‑137, 143)