Language of document :

Beroep ingesteld op 9 juni 2011 - Duscholux Ibérica / BHIM - Duschprodukter i Skandinavien (duschy)

(Zaak T-295/11)

Taal van het verzoekschrift: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Duscholux Ibérica, SA (Barcelona, Spanje) (vertegenwoordiger: J. Carbonell Callicó, advocaat)

Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (BHIM)

Andere partij voor de kamer van beroep: Duschprodukter i Skandinavien AB (Hisings Backa, Zweden)

Conclusies

de beslissing van de eerste kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) van 21 maart 2011 in zaak R 662/2010-1 wijzigen;

subsidiair, mocht de eerste vordering worden afgewezen, de beslissing van de eerste kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) van 21 maart 2011 in zaak R 662/2010-1 vernietigen;

het Bureau en de andere partij in de procedure voor de kamer van beroep verwijzen in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Aanvrager van het gemeenschapsmerk: andere partij in de procedure voor de kamer van beroep

Betrokken gemeenschapsmerk: internationaal beeldmerk "duschy" voor waren van de klassen 11 en 20 - gemeenschapsmerkaanvraag nr. W927073

Houder van het oppositiemerk of -teken in de oppositieprocedure: verzoekster

Oppositiemerk of -teken: gemeenschapsmerkinschrijving nr. 2116820 van het beeldmerk "DUSCHO Harmony" voor waren van de klassen 6, 11 en 19

Beslissing van de oppositieafdeling: gedeeltelijke toewijzing van de oppositie

Beslissing van de kamer van beroep: vernietiging van de bestreden beslissing

Aangevoerde middelen: schending van artikel 6 van het Europees Verdrag voor de bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, betreffende het recht op een eerlijk proces; schending van de artikelen 75 en 76 van verordening (EG) nr. 207/2009 van de Raad, aangezien de kamer van beroep tijdig door verzoekster ingediende feiten en bewijsmiddelen buiten beschouwing heeft gelaten, en schending van artikel 8, lid 1, sub b, van verordening nr. 207/2009, aangezien de kamer van beroep ten onrechte heeft geoordeeld dat er geen gevaar voor verwarring van de conflicterende merken bestond.

____________