Language of document :

Beroep ingesteld op 2 september 2016 – Remag Metallhandel en Jaschinsky/Commissie

(Zaak T-631/16)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partijen: Remag Metallhandel GmbH (Steyr, Oostenrijk) en Werner Jaschinsky (St. Ulrich bei Steyr, Oostenrijk) (vertegenwoordiger: M. Lux, advocaat)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

Gelet op het verzoek en het daaropvolgende aandringen van OLAF dat de autoriteiten van de lidstaten antidumpingrechten invorderen voor alle leveringen van siliciummetaal dat van Taiwan naar de EU is uitgevoerd, overeenkomstig verordening (EG) nr. 398/2004 van de Raad van 2 maart 2004 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op silicium uit de Volksrepubliek China (PB 2004, L 66) en uitvoeringsverordening (EU) nr. 467/2010 van de Raad van 25 mei 2010 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op silicium van oorsprong uit de Volksrepubliek China, zoals uitgebreid tot silicium verzonden vanuit de Republiek Korea, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit de Republiek Korea (PB 2010, L 131), en niettegenstaande OLAF geen of onvoldoende bewijs heeft geleverd dat de door Remag uit Taiwan ingevoerde silicium van Chinese oorsprong is, vragen verzoekers het Hof:

verweerder te veroordelen tot betaling van een schadevergoeding aan verzoekers, zoals gepreciseerd in het verzoekschrift, vermeerderd met de vertragingsrente van 8 % per jaar, en

verweerder te verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van hun vordering voeren verzoekers vijf middelen aan.

Eerste middel: door de lidstaten te verzoeken antidumpingrechten in te vorderen, vóór het onderzoek de oorsprong van de goederen had bevestigd, heeft OLAF, teneinde te vermijden dat de vermeend verschuldigde rechten verjaren, de nationale autoriteiten bevolen en ertoe aangezet de artikelen 220, lid 1, en 221, lid 2, van het Communautair douanewetboek (CDW) te schenden.

Tweede middel: doordat in zijn verzoek tot invordering geen rekening is gehouden met het feit dat een overlading van silicium uit China niet bewijst dat het silicium van Chinese oorsprong is, heeft OLAF het beginsel van behoorlijk bestuur geschonden en zijn verplichting om zijn conclusies op concrete bewijzen te baseren, niet nageleefd.

Derde middel: door aan te voeren dat alle uitvoer van silicium uit Taiwan goederen van Chinese oorsprong betreft, heeft OLAF geen rekening gehouden met de bewijsplicht voor niet-preferentiële oorsprong.

Vierde middel: door aan te voeren dat de verwerking die in Taiwan plaatsvond onvoldoende was om de goederen als van Taiwanese oorsprong te beschouwen, zonder rekening te houden met het gebruik van het verwerkte silicium, heeft OLAF de regels inzake oorsprong geschonden, zoals door het Europees Hof van Justitie uitgelegd.

Vijfde middel: schending van verzoekers’ rechten van verdediging.

____________