Language of document :

Beroep ingesteld op 7 april 2009 - Prysmian, Prysmian Cavi e Sistemi Energia / Commissie

(Zaak T-140/09)

Procestaal: Italiaans

Partijen

Verzoekende partijen: Prysmian SpA (Milaan, Italië), Prysmian Cavi e Sistemi Energia Srl (Milaan, Italië) (vertegenwoordigers: A. Pappalardo, F. Russo, M. L. Stasi en C. Tesauro, advocaten)

Verwerende partij: Commissie van de Europese Gemeenschappen

Conclusies

nietig verklaren de beschikking van 9 januari 2009 waarbij de Commissie inspecties heeft gelast (zaak COMP/39610 - Surge);

vaststellen dat de beslissing van de Commissie om kopie te nemen van de gehele inhoud van de hard disk van de pc's van een aantal bestuurders van Prysmian en die inhoud in haar kantoren te Brussel te onderzoeken, onrechtmatig en in strijd met artikel 20, lid 2, van verordening nr. 1/2003 is;

subsidiair ten opzichte van het vorige punt, vaststellen dat de handelwijze van de inspecteurs, die op grond van een onjuiste uitlegging van de hun bij de beschikking verleende inspectiebevoegdheden kopie hebben genomen van de gehele inhoud van een aantal hard disks om deze in de kantoren van de Commissie te Brussel te onderzoeken, misbruik oplevert;

de Commissie gelasten alle documenten die onrechtmatig zijn verkregen tijdens de inspectie in de zetel van Prysmian te Milaan of onrechtmatig uit de in haar kantoren te Brussel onderzochte kopieën van de hard disks zijn gelicht, aan Prysmian terug te geven;

de Commissie verbieden op enigerlei wijze gebruik te maken van de onrechtmatig verkregen documenten en inzonderheid daarvan gebruik te maken in de procedure van onderzoek naar eventuele door artikel 81 EG-Verdrag verboden gedragingen die de mededinging in de sector elektriciteitskabels beperken;

de Commissie verwijzen in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Het onderhavige beroep is ingesteld naar aanleiding van de beschikking van de Commissie van 9 januari 2009, gegeven in het kader van het onderzoek naar het bestaan van door artikel 81 EG-Verdrag verboden gedragingen die de mededinging in de sector elektriciteitskabels beperken, waarbij aan verzoeksters is gelast, zich te onderwerpen aan een inspectie in de zin artikel 20, lid 4, van verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad van 16 december 2002 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag.1

In dit verband dient erop te worden gewezen dat tijdens de uitvoering van genoemde beschikking aan de vertegenwoordigers van verzoeksters is meegedeeld dat verweerster had beslist een eensluidende kopie ("forensic image") te nemen van de hard disk van een aantal pc's om het onderzoek in de kantoren van de instelling te Brussel verder te zetten.

Ter ondersteuning van hun vorderingen voeren verzoeksters aan:

-    dat in verordening nr. 1/2003 uitdrukkelijk wordt bepaald dat de inspectiebevoegdheden worden uitgeoefend in de lokaken van de onderneming en dat die lokalen kunnen worden verzegeld wanneer de inspectie meerdere dagen in beslag neemt, maar dat geen enkele normatieve bepaling de Commissie toestaat, een kopie te nemen van de gehele inhoud van hard disks, deze buiten de lokalen van de onderneming te brengen en die gegevens in haar eigen kantoren te onderzoeken;

-    dat verweerster de normale duur van de inspectie onrechtmatig met ongeveer een maand heeft verlengd en verzoeksters daardoor in onzekerheid heeft gelaten over de reële omvang van het onderzoek;

-    dat de Commissie hen ook gedurende een aantal weken heeft belet om met volledige kennis van zaken te beslissen om al dan niet een verzoek om toepassing van de clementieregeling in te dienen;

-    dat de aan verweerster verweten gedragingen een overduidelijke overschrijding opleveren van de grenzen die de gemeenschapswetgever aan zijn eigen inspectiebevoegdheden heeft gesteld, en de verweermogelijkheden van de aan de inspectie onderworpen ondernemingen aanzienlijk kunnen aantasten.

____________

1 - PB 2003, L 1, blz. 1.