Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Juzgado de Primera Instancia nº 10 bis de Sevilla (Spanje) op 27 mei 2021 – Vicente / Delia

(Zaak C-335/21)

Procestaal: Spaans

Verwijzende rechter

Juzgado de Primera Instancia nº 10 bis de Sevilla

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Vicente

Verwerende partij: Delia

Prejudiciële vragen

Is het in overeenstemming met richtlijn 93/131 en het doeltreffendheidsbeginsel, gelezen in samenhang met het recht op een doeltreffende voorziening in rechte krachtens artikel 47 van het Handvest, dat bij een summiere procedure tot invordering van honoraria door een advocaat, de rechter niet de mogelijkheid heeft om ambtshalve te onderzoeken of de bedingen in een consumentenovereenkomst oneerlijk zijn, aangezien de procedure in geen enkel stadium voorziet in de tussenkomst van de rechter, tenzij de cliënt de vordering betwist en een van de partijen vervolgens de rechter verzoekt om herziening van de onherroepelijke beschikking van de griffier?

Is het in overeenstemming met richtlijn 93/13 en het doeltreffendheidsbeginsel, gelezen in samenhang met het recht op een doeltreffende voorziening in rechte krachtens artikel 47 van het Handvest, dat een eventuele toetsing van het oneerlijke karakter door de rechter – ambtshalve of op verzoek van een partij – in dergelijke summiere procedures, plaatsvindt in het kader van een eventueel verzoek om herziening van een beschikking van een niet-rechterlijk orgaan, zoals de griffier, wanneer dat verzoek voorts in beginsel uitsluitend betrekking kan hebben op hetgeen in geding was gebracht in de beschikking en het aandragen van andere bewijzen dan de door partijen reeds overgelegde bewijsstukken niet toegestaan is?

Valt een beding in een overeenkomst tussen een advocaat en een consument, zoals het onderhavige beding, dat voorziet in de betaling van een honorarium in het specifieke geval dat de cliënt zich buiten medeweten of tegen het advies van het advocatenkantoor uit de gerechtelijke procedure terugtrekt alvorens deze is voltooid, of met de betreffende instelling tot een vergelijk komt, binnen de werkingssfeer van artikel 4, lid 2, van richtlijn 93/13 omdat het een beding betreft dat ziet op het eigenlijke voorwerp van de overeenkomst, in casu de prijs?

Indien de vorige vraag bevestigend wordt beantwoord, kan een dergelijk beding – waarmee het honorarium wordt vastgesteld onder verwijzing naar een tariefstelsel van een orde van advocaten, dat voorziet in verschillende, naargelang van het concrete geval toe te passen regels en waarvan geen melding is gemaakt in de voorafgaande informatie – dan worden beschouwd als duidelijk en begrijpelijk in de zin van artikel 4, lid 2, van richtlijn 93/13?

Indien de vorige vraag ontkennend wordt beantwoord, kan de opneming in een tussen een advocaat en een consument gesloten overeenkomst van een beding als het onderhavige – dat het honorarium van de advocaat vaststelt door louter te verwijzen naar een tariefstelsel van een orde van advocaten, dat voorziet in verschillende, naargelang van het concrete geval toe te passen regels en waarvan geen melding is gemaakt in het commerciële aanbod en in de voorafgaande informatie – dan worden beschouwd als een oneerlijke handelspraktijk in de zin van richtlijn 2005/292 ?

____________

1     Richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (PB 1993, L 95, blz. 29).

2     Richtlijn 2005/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2005 betreffende oneerlijke handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten op de interne markt (PB 2005, L 149, blz. 22).