Language of document : ECLI:EU:T:2014:814

Zaak T‑669/11

Darius Nicolai Spirlea

en

Mihaela Spirlea

tegen

Europese Commissie

„Toegang tot documenten – Verordening (EG) nr. 1049/2001 – Van Duitsland afkomstig document in het kader van een EU-pilot-procedure – Artikel 4, leden 4 en 5 – Artikel 4, lid 2, derde streepje – Weigering van toegang – Schending van wezenlijke vormvoorschriften – Verplichting van concreet en individueel onderzoek – Gedeeltelijke toegang – Hoger openbaar belang”

Samenvatting – Arrest van het Gerecht (Achtste kamer) van 25 september 2014

1.      Instellingen van de Europese Unie – Recht van toegang van het publiek tot documenten – Verordening nr. 1049/2001 – Uitzonderingen op het recht van toegang tot documenten – Van een lidstaat afkomstige documenten – Mogelijkheid voor de lidstaat de instelling te verzoeken dat documenten niet openbaar worden gemaakt – Verplichting voor de instelling om de documenten niet zonder voorafgaande toestemming openbaar te maken

(Verordening nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad, art. 4, lid 5)

2.      Instellingen van de Europese Unie – Recht van toegang van het publiek tot documenten – Verordening nr. 1049/2001 – Uitzonderingen op het recht van toegang tot documenten – Van een lidstaat afkomstige documenten – Mogelijkheid voor de lidstaat de instelling te verzoeken dat documenten niet openbaar worden gemaakt – Strekking

(Verordening nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad, art. 4, leden 1 tot en met 3 en 5)

3.      Instellingen van de Europese Unie – Recht van toegang van het publiek tot documenten – Verordening nr. 1049/2001 – Uitzonderingen op het recht van toegang tot documenten – Van een lidstaat afkomstige documenten – Mogelijkheid voor de lidstaat de instelling te verzoeken dat documenten niet openbaar worden gemaakt – Implicaties voor de procedure – Op de lidstaat en op de instelling van de Unie rustende verplichting tot motivering van het besluit tot weigering van toegang – Omvang

(Verordening nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad, art. 4, leden 1 tot en met 3)

4.      Instellingen van de Europese Unie – Recht van toegang van het publiek tot documenten – Verordening nr. 1049/2001 – Uitzonderingen op het recht van toegang tot documenten – Van een lidstaat afkomstige documenten – Begrip

(Verordening nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad, art. 4, lid 5)

5.      Instellingen van de Europese Unie – Recht van toegang van het publiek tot documenten – Verordening nr. 1049/2001 – Uitzonderingen op het recht van toegang tot documenten – Van een lidstaat afkomstige documenten – Verplichting van concreet en individueel onderzoek – Geen

(Verordening nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad, art. 4, leden 1 tot en met 3 en 5)

6.      Instellingen van de Europese Unie – Recht van toegang van het publiek tot documenten – Verordening nr. 1049/2001 – Uitzonderingen op het recht van toegang tot documenten – Bescherming van het doel van inspecties, onderzoeken en audits – Hoger openbaar belang dat de openbaarmaking van documenten gebiedt – Begrip – Bewijslast

(Verordening nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad, art. 4, lid 2)

7.      Instellingen van de Europese Unie – Recht van toegang van het publiek tot documenten – Verordening nr. 1049/2001 – Uitzonderingen op het recht van toegang tot documenten – Hoger openbaar belang dat de openbaarmaking van documenten gebiedt – Begrip – Vordering wegens niet-contractuele aansprakelijkheid – Daarvan uitgesloten – Privébelang

(Verordening nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad, art. 4, lid 2)

8.      Beroep tot nietigverklaring – Wettigheidscontrole – Criteria – Loutere inaanmerkingneming van de gegevens feitelijk en rechtens die bestonden op de datum van vaststelling van de litigieuze handeling

(Art. 263 VWEU)

9.      Gerechtelijke procedure – Inleidend verzoekschrift – Vormvereisten – Vaststelling van het voorwerp van het geschil – Summiere uiteenzetting van de aangevoerde middelen – Abstracte vermelding – Niet-ontvankelijkheid

(Statuut van het Hof van Justitie, art. 21 en 53, eerste alinea; Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, art. 44, lid 1, sub c)

10.    Gerechtelijke procedure – Aanvoering van nieuwe middelen in de loop van het geding – Voor het eerst in repliek aangevoerd middel – Niet-ontvankelijkheid

(Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, art. 44, lid 1, sub c, en 48, lid 2)

1.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punten 46, 47)

2.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punten 49‑51, 60, 61)

3.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punten 52‑55, 83)

4.      Artikel 4, lid 5, van verordening nr. 1049/2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie, heeft betrekking op alle van een lidstaat afkomstige documenten die door die lidstaat aan een instelling worden gezonden, ongeacht wie binnen die lidstaten overeenkomstig de nationale bevoegdheidsverdeling de auteur ervan is.

(cf. punt 67)

5.      De verplichting een concreet en individueel onderzoek te verrichten, die voortvloeit uit het transparantiebeginsel, is niet van toepassing wanneer het verzoek om toegang een van een lidstaat afkomstig document in de zin van artikel 4, lid 5, van verordening nr. 1049/2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreft.

De instelling waarbij een verzoek om toegang tot een document is ingediend, dient in het kader van het besluitvormingsproces voor een besluit tot weigering van toegang namelijk louter na te gaan, ten eerste, of de betrokken lidstaat zijn verzet op een van de in artikel 4, leden 1 tot en met 3, van verordening nr. 1049/2001 bedoelde materiële uitzonderingen heeft gebaseerd en, ten tweede, of hij zijn standpunt ter zake naar behoren heeft gemotiveerd.

(cf. punten 81, 82)

6.      Ofschoon de instelling die zich op de in artikel 4, lid 2, derde streepje, van verordening nr. 1049/2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie bedoelde uitzondering op het recht van toegang van het publiek tot documenten betreffende de bescherming van het doel van inspecties, onderzoeken en audit beroept, daarvan het bewijs moet leveren, rust de bewijslast daarentegen, wat artikel 4, lid 2, laatste zinsnede, van die verordening betreft, op degenen die een hoger openbaar belang in de zin van de laatste zinsnede van die bepaling aanvoeren.

Bovendien moet degene die zich erop beroept dat er een hoger openbaar belang in de zin van artikel 4, lid 2, derde streepje, van die verordening bestaat, concreet de omstandigheden aanvoeren die de openbaarmaking van de betrokken documenten gebieden. In dat verband volstaan louter algemene overwegingen niet om aan te tonen dat er een hoger openbaar belang bestaat dat voorrang heeft boven de redenen voor weigering van openbaarmaking van de betrokken documenten krachtens genoemd artikel 4, lid 2, laatste zinsnede. Voorts hoeft het hoger openbaar belang dat de openbaarmaking van een document kan gebieden, niet noodzakelijkerwijze te worden onderscheiden van de aan die verordening ten grondslag liggende beginselen.

(cf. punten 91‑93, 97)

7.      Het belang dat bestaat bij de mogelijkheid om bewijsstukken te verkrijgen ter staving van een vordering wegens niet-contractuele aansprakelijkheid voor een nationale rechterlijke instantie kan niet worden beschouwd als een „hoger openbaar belang” in de zin van artikel 4, lid 2, laatste zinsnede, van verordening nr. 1049/2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie, doch moet als een privébelang worden beschouwd.

(cf. punt 99)

8.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punt 102)

9.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punten 109, 110)

10.    Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punt 112)