Language of document : ECLI:EU:F:2008:113

ARREST VAN HET GERECHT VOOR AMBTENARENZAKEN

(Derde kamer)

11 september 2008

Zaak F‑127/07

Juana Maria Coto Moreno

tegen

Commissie van de Europese Gemeenschappen

„Openbare dienst – Ambtenaren – Algemeen vergelijkend onderzoek – Niet-plaatsing op reservelijst – Beoordeling van schriftelijk en mondeling examen”

Betreft: Beroep, ingesteld krachtens artikel 236 EG en artikel 152 EA, waarbij Coto Moreno vraagt om, kort samengevat, het besluit van de jury van vergelijkend onderzoek EPSO/AD/28/05 van 12 februari 2007 om haar niet op te nemen op de reservelijst van dat vergelijkend onderzoek nietig te verklaren, voor recht te verklaren dat de bevoegde autoriteiten haar naam moeten opnemen op die reservelijst en de Commissie te veroordelen tot betaling van een vergoeding voor de beroeps-, financiële en immateriële schade die zij zou hebben geleden.

Beslissing: Het beroep wordt verworpen. Elke partij zal haar eigen kosten dragen.

Samenvatting

1.      Ambtenaren – Vergelijkend onderzoek – Beoordeling van geschiktheid van kandidaten

(Ambtenarenstatuut, bijlage III, art. 5)

2.      Ambtenaren – Vergelijkend onderzoek – Jury – Eerbiediging van geheim van werkzaamheden

(Ambtenarenstatuut, bijlage III, art. 6)

1.      De beoordelingen van een jury van een vergelijkend onderzoek inzake de kennis en geschiktheid van de kandidaten zijn onttrokken aan de toetsing door de gemeenschapsrechter. Dat geldt niet voor de overeenstemming tussen het cijfer en de in woorden uitgedrukte beoordeling van de jury. Deze overeenstemming, die de gelijke behandeling van de kandidaten waarborgt, is namelijk een van de regels die gelden voor de werkzaamheden van de jury en waarvan de naleving onderworpen is aan rechterlijke toetsing. Voorts kan de gemeenschapsrechter de overeenstemming tussen het cijfer en de in woorden uitgedrukte beoordeling toetsen, los van de toetsing van de beoordeling van de prestaties van de kandidaten door de jury, die het Gerecht niet wil verrichten, mits de toetsing van de overeenstemming beperkt blijft tot nagaan of er geen sprake is van kennelijke incoherentie. Daarom moet de gemeenschapsrechter onderzoeken of, gelet op de in woorden uitgedrukte beoordeling in het beoordelingsverslag van een examen, de jury geen kennelijke beoordelingsfout heeft gemaakt bij de bepaling van het cijfer voor dat examen.

Uit het feit dat een kandidaat het minimumcijfer heeft behaald voor toelating tot het mondeling examen, terwijl zijn antwoorden voor het schriftelijk gedeelte over het algemeen als meer dan voldoende waren beoordeeld, blijkt geen duidelijke discrepantie tussen het cijfer en de in woorden uitgedrukte beoordeling. Derhalve kan geen kennelijke beoordelingsfout worden afgeleid uit de vergelijking tussen het aan het werk van de betrokkene toegekende cijfer en de door de jury in woorden uitgedrukte beoordeling van dat werk.

(cf. punten 33, 34 en 38)

2.      De verplichting tot motivering van een besluit van een jury moet enerzijds in overeenstemming worden gebracht met het geheim van de werkzaamheden van die jury. De eerbiediging van dit geheim brengt mee dat de opvattingen van de individuele juryleden niet ruchtbaar mogen worden en dat gegevens, verband houdende met beoordelingen, de kandidaten persoonlijk dan wel in vergelijking met andere kandidaten betreffende, niet aan de openbaarheid mogen worden prijsgegeven. Anderzijds mag de motiveringsplicht de werkzaamheden van jury’s en van de personeelsadministratie niet al te zeer verzwaren. Om die reden vormt in een vergelijkend onderzoek met veel deelnemers de mededeling van de voor de verschillende proeven behaalde cijfers een afdoende motivering van de besluiten van de jury over elke kandidaat.

(cf. punten 55‑57)

Referentie:

Hof: 28 februari 1980, Bonu/Raad, 89/79, Jurispr. blz. 553, punt 6; 4 juli 1996, Parlement/Innamorati, C‑254/95 P, Jurispr. blz. I‑3423, punten 24 en 31; 28 februari 2008, Neirinck/Commissie, C‑17/07 P, nog niet gepubliceerd in de Jurisprudentie, punt 58