Language of document :

Zaak T706/22

Nicoventures Trading Ltd e.a.

tegen

Europese Commissie

 Beschikking van het Gerecht (Tweede kamer) van 20 september 2023

„Beroep tot nietigverklaring – Volksgezondheid – Intrekking van bepaalde vrijstellingen voor verhitte tabaksproducten – Rechtstreeks geraakt – Niet individueel geraakt – Niet-ontvankelijkheid”

1.      Beroep tot nietigverklaring – Natuurlijke of rechtspersonen – Begrip regelgevingshandeling in de zin van artikel 263, vierde alinea, VWEU – Handelingen van algemene strekking die de rechtspositie van particulieren kunnen regelen – Daaronder begrepen – Voorwaarden voor de procesbevoegdheid van natuurlijke en rechtspersonen – Draagwijdte

(Art. 263, vierde alinea, VWEU)

(zie punt 16)

2.      Beroep tot nietigverklaring – Natuurlijke of rechtspersonen – Handelingen die hen rechtstreeks en individueel raken – Rechtstreeks geraakt – Voorwaarden – Wijzigingsrichtlijn waarbij het in de handel brengen van verhitte tabaksproducten met een kenmerkend aroma wordt verboden en producten zonder kenmerkend aroma worden onderworpen aan etiketteringsverplichtingen – Richtlijn met rechtstreekse gevolgen voor de rechtspositie van de marktdeelnemers die dergelijke producten in de handel brengen – Geen beoordelingsmarge van de lidstaten met betrekking tot de uitvoering jegens hen van de richtlijn

(Art. 263, vierde alinea, VWEU; richtlijn 2014/40 van het Europees Parlement, zoals gewijzigd door richtlijn 2022/2100)

(zie punten 24‑28)

3.      Beroep tot nietigverklaring – Natuurlijke personen of rechtspersonen – Handelingen die hen rechtstreeks en individueel raken – Mogelijkheid om individueel te zijn geraakt door een besluit van algemene strekking – Voorwaarden – Wijzigingsrichtlijn waarbij het in de handel brengen van verhitte tabaksproducten met een kenmerkend aroma wordt verboden en producten zonder kenmerkend aroma worden onderworpen aan etiketteringsverplichtingen – Beroep door marktdeelnemers die de betreffende producten in de handel brengen – Niet individueel geraakt – Niet-ontvankelijkheid

(Art. 263, vierde alinea, VWEU; richtlijn 2014/40 van het Europees Parlement en de Raad, zoals gewijzigd door richtlijn 2022/2100, art. 5, 7, lid 12, en 19, lid 3)

(zie punten 36, 37, 45‑56)

Samenvatting

Een van de verzoeksters, Nicoventures Trading, die in 2011 binnen de British American Tobacco-groep is opgericht, houdt zich bezig met de ontwikkeling en het in de handel brengen van innovatieve niet-brandbare producten zoals verhitte tabaksproducten. Zij verkoopt die producten aan de andere vennootschappen binnen de groep, waaronder de andere verzoeksters, die ze distribueren op de markt van veertien lidstaten of voornemens zijn dat te gaan doen.

Op 29 juni 2022 heeft de Commissie gedelegeerde richtlijn (EU) 2022/2100(1) (hierna: „bestreden handeling”) vastgesteld, waarbij richtlijn 2014/40/EU(2)is gewijzigd wat betreft de intrekking van bepaalde vrijstellingen voor verhitte tabaksproducten. Deze handeling heeft tot gevolg dat het in de handel brengen van verhitte tabaksproducten met een kenmerkend aroma wordt verboden en dat voor roken bestemde verhitte tabaksproducten zonder kenmerkend aroma aan dezelfde etiketteringsverplichtingen worden onderworpen als bepaalde andere voor roken bestemde tabaksproducten, zoals sigaretten, shagtabak en waterpijptabak. De lidstaten moeten voor 23 oktober 2023 de nodige omzettingsmaatregelen vaststellen om dit nieuwe verbod en deze nieuwe verplichtingen toe te passen.

Met het betoog dat de bestreden handeling een negatieve invloed heeft op hun rechtspositie, hebben verzoeksters bij het Gerecht beroep tot nietigverklaring van die handeling ingesteld.

Bij zijn beschikking verklaart het Gerecht het beroep niet-ontvankelijk op grond dat verzoeksters door de bestreden handeling niet individueel worden geraakt.

Beoordeling door het Gerecht

Om te beginnen herinnert het Gerecht eraan dat volgens artikel 263, vierde alinea, VWEU, iedere natuurlijke of rechtspersoon beroep kan instellen tegen handelingen die tot hem gericht zijn of die hem rechtstreeks en individueel raken, alsmede tegen regelgevingshandelingen die hem rechtstreeks raken en die geen uitvoeringsmaatregelen met zich meebrengen.

Aangezien de bestreden handeling, die een regelgevingshandeling is, uitvoeringsmaatregelen met zich meebrengt en derhalve niet onder de laatste hypothese van artikel 263, vierde alinea, VWEU valt, onderzoekt het Gerecht of verzoeksters door die handeling rechtstreeks en individueel worden geraakt in de zin van de tweede hypothese van deze bepaling.

Wat de rechtstreekse geraaktheid betreft, brengt het Gerecht in herinnering dat de twee daarvoor geldende voorwaarden cumulatief zijn, en stelt het vervolgens vast dat de verzoeksters onderworpen worden aan verboden en verplichtingen die rechtstreeks voortvloeien uit de bestreden handeling, ongeacht het feit dat deze handeling uitvoeringsmaatregelen vergt, namelijk omzettingsmaatregelen. De omzettingsmaatregelen waarin de bestreden handeling voorziet zijn immers slechts noodzakelijk voor de volledige toepassing van die verboden en verplichtingen in de rechtsstelsels van de lidstaten, zonder dat die lidstaten over een autonome beoordelingsbevoegdheid beschikken, aangezien de bestreden handeling hen dienaangaande geen enkele beoordelingsmarge laat. Verzoeksters moeten dus worden geacht rechtstreeks te worden geraakt door de bestreden handeling.

Wat de individuele geraaktheid betreft, herinnert het Gerecht eraan dat een handeling van algemene strekking bepaalde natuurlijke of rechtspersonen individueel kan raken en dus ten aanzien van hen de vorm van een besluit aanneemt, wanneer die handeling een natuurlijke of rechtspersoon treft uit hoofde van zekere bijzondere hoedanigheden of van een feitelijke situatie welke die persoon ten opzichte van ieder ander karakteriseert en hem derhalve individualiseert op soortgelijke wijze als een adressaat.

In de eerste plaats stelt het Gerecht vast dat uit de vergunningen, verklaringen en kennisgevingen die op grond van richtlijn 2014/40 verplicht zijn voor het in de handel brengen van tabaksproducten en waar verzoeksters zich op beroepen, niet kan worden afgeleid dat zij individueel worden geraakt door de bestreden handeling.

In dit verband stelt het Gerecht ten eerste vast dat de enkele omstandigheid dat de marktdeelnemers een verklaring of een kennisgeving hebben verricht of in het bezit zijn van een vergunning en aldus identificeerbaar waren op het tijdstip van vaststelling van de bestreden handeling, op zichzelf niet volstaat om te besluiten dat die marktdeelnemers individueel geraakt zijn.

Ten tweede is het aantal natuurlijke of rechtspersonen dat door de bestreden handeling wordt geraakt ook niet doorslaggevend.

Ten derde zal het uit de bestreden handeling voortvloeiende absolute verbod om verhitte tabaksproducten met een kenmerkend aroma in de handel te brengen weliswaar noodzakelijkerwijze tot gevolg hebben dat de vergunningen van sommige verzoeksters ter discussie worden gesteld, maar kunnen die vergunningen er niet toe leiden dat de houders ervan worden gekarakteriseerd en geïndividualiseerd ten opzichte van de bestreden handeling alsof zij de adressaten ervan waren. Om te beginnen doen de gevolgen van de bestreden handeling zich immers op dezelfde wijze voor ten aanzien van marktdeelnemers die een vergunning hebben verkregen als ten aanzien van marktdeelnemers die de in richtlijn 2014/40 bedoelde verklaringen of kennisgevingen deden, of nog de marktdeelnemers die nog geen vergunning verkregen of verklaring of kennisgeving deden maar voornemens zijn dergelijke producten in de handel te brengen. Vervolgens voldoen de vergunningen en de verklaringen of kennisgevingen aan de objectieve vereisten die voor alle marktdeelnemers op algemene en abstracte wijze worden vastgesteld, zonder exclusiviteit voor de betrokken marktdeelnemers. Aangezien richtlijn 2014/40 bepaalt dat verschillende gedelegeerde handelingen de voorwaarden voor het in de handel brengen van binnen de werkingssfeer van de richtlijn vallende tabaksproducten kunnen verduidelijken of wijzigen, kunnen vergunningen en rechten op het in de handel brengen tenslotte niet worden geacht voor onbepaalde duur te zijn verworven.

Ten vierde is het niet relevant dat verzoeksters zich niet in dezelfde situatie bevinden als de marktdeelnemers die zich stroomopwaarts of stroomafwaarts in de productie- en distributieketen bevinden. Verzoeksters moeten namelijk aantonen dat zij worden getroffen uit hoofde van een bijzondere hoedanigheid of feitelijke situatie die hen onderscheidt op soortgelijke wijze als de adressaat van een besluit.

In de tweede plaats verwerpt het Gerecht het argument van verzoeksters dat hun concurrentiepositie aanzienlijk wordt aangetast. Het volstaat immers niet dat bepaalde marktdeelnemers door een handeling van algemene strekking economisch meer worden geraakt dat anderen om hen te individualiseren ten opzichte van die andere marktdeelnemers aangezien de toepassing van die handeling plaatsvindt op grond van een objectief bepaalde situatie. Bovendien bewijst de enkele omstandigheid dat een natuurlijke of rechtspersoon als gevolg van een nieuwe regeling een belangrijke bron van inkomsten kan verliezen, niet dat hij zich in een specifieke situatie bevindt. Die omstandigheid volstaat ook niet om te bewijzen dat die regeling die persoon individueel raakt aangezien die persoon het bewijs moet leveren van omstandigheden waaruit blijkt dat de beweerdelijk geleden schade van dien aard is dat deze hem individualiseert ten opzichte van elke andere marktdeelnemer die op dezelfde wijze als hij door deze regeling wordt geraakt.


1      Gedelegeerde richtlijn (EU) 2022/2100 van de Commissie van 29 juni 2022 tot wijziging van richtlijn 2014/40/EU van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de intrekking van bepaalde vrijstellingen met betrekking tot verhitte tabaksproducten (PB 2022, L 283, blz. 4).


2      Richtlijn 2014/40/EU van het Europees Parlement en de Raad van 3 april 2014 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake de productie, de presentatie en de verkoop van tabaks- en aanverwante producten en tot intrekking van richtlijn 2001/37/EG (PB 2014, L 127, blz. 1).