Language of document : ECLI:EU:T:2014:237

Zaak T‑637/11

Euris Consult Ltd

tegen

Europees Parlement

„Overheidsopdrachten voor diensten – Aanbestedingsprocedure – Vertalingen naar het Maltees – Regels inzake wijze van verzending van offertes – Afwijzing van offerte van een inschrijver – Niet in acht nemen van regels voor indiening strekkende tot waarborg van de geheimhouding van de inhoud van offertes voor opening – Exceptie van niet-toepasselijkheid – Evenredigheid – Gelijke behandeling – Rechten van verdediging – Motiveringsplicht – Artikel 41 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie – Artikel 98, lid 1, van verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 – Artikel 143 van verordening (EG, Euratom) nr. 2342/2002”

Samenvatting – Arrest van het Gerecht (Zesde kamer) van 30 april 2014

1.      Handelingen van de instellingen – Motivering – Verplichting – Omvang – Besluit tot afwijzing van een offerte in het kader van de procedure van het plaatsen van een overheidsopdracht voor dienstverlening – Verplichting om de redenen van de afwijzing mee te delen en om, op verzoek, aanvullende inlichtingen ter zake te verstrekken

(Art. 296, tweede alinea, VWEU; verordening nr. 1605/2002 van de Raad, art. 100, lid 2; verordening nr. 2342/2002 van de Commissie, art. 149, lid 3)

2.      Overheidsopdrachten van de Europese Unie – Aanbestedingsprocedure – Indiening van de offertes en de deelnemingsverzoeken – Vaststelling van de wijze van verzending en presentatie van de offertes – Schending van het evenredigheidsbeginsel – Geen – Verplichting om een inschrijver te horen alvorens een offerte af te wijzen die niet in overeenstemming is met de door de aankondiging van de opdracht voorgeschreven regels – Geen

(Verordening nr. 1605/2002 van de Raad, art. 98, lid 1; verordening nr. 2342/2002 van de Commissie, art. 143, lid 3, en 145)

3.      Overheidsopdrachten van de Europese Unie – Aanbestedingsprocedure – Verplichting tot eerbiediging van het beginsel van gelijke behandeling van de inschrijvers – Omvang

(Verordening nr. 1605/2002 van de Raad, art. 89, lid 1)

1.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punten 31‑33, 37)

2.      Artikel 143, lid 3, van verordening nr. 2342/2002 tot vaststelling van uitvoeringsvoorschriften van verordening nr. 1605/2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen, dat betrekking heeft op de wijze van indiening van offertes in het kader van een aanbestedingsprocedure, is niet in strijd met het algemene evenredigheidsbeginsel. Dankzij de in dat artikel 143, lid 3, opgelegde verplichting om de offerte in een dubbele enveloppe in te dienen, kan immers de geheimhouding van de offertes die de openingscommissie aantreft in twee onbeschadigde verzegelde enveloppen worden gewaarborgd. Deze regel draagt aldus bij aan de rechtszekerheid door ieder risico van een arbitraire beoordeling bij de opening van de offertes uit te sluiten, tegen marginale kosten voor de financiële en technische middelen die verwaarloosbaar zijn ten opzichte van alle kosten die met de voorbereiding van een offerte gepaard gaan.

Bovendien kan het evenredigheidsbeginsel enkel van toepassing zijn in de gevallen waarin degene die de betwiste handeling heeft vastgesteld over beoordelingsruimte beschikt. Dit is niet het geval bij de indiening van een offerte die niet in overeenstemming is met de voorschriften van artikel 143, lid 3, van verordening nr. 2342/2002. Artikel 145 van verordening nr. 2342/2002 staat in de weg aan het openen van offertes die niet voldoen aan de vereisten van dat artikel 143. Hieruit volgt dat de aanbestedende dienst een dergelijke offerte niet kan openen zonder inbreuk te maken op dat artikel 145.

Bovendien stelt geen enkele bepaling van de verordeningen nrs. 1605/2002 en 2342/2002 dat de aanbestedende dienst het standpunt van een inschrijver moet vragen alvorens zijn offerte af te wijzen omdat deze niet voldoet aan de formele eisen die zijn gesteld in de documentatie van de opdracht, waarvan de eerbiediging substantieel van aard is. Voor zover een besluit tot afwijzing van een offerte die niet in overeenstemming is met de vormvereisten die in de aankondiging van de opdracht nauwkeurig staan vermeld en die de inschrijvers moeten naleven, niet is gebaseerd op enige overweging feitelijk of rechtens waarvan de inschrijver terecht niet hoefde te weten, kan niet met succes worden aangevoerd dat de aanbestedende dienst hem moet horen alvorens een dergelijk besluit vast te stellen. Aangezien de aanbestedende dienst verplicht is een offerte af te wijzen die de door de aankondiging van de opdracht voorgeschreven formele vereisten niet eerbiedigt, kan voorts de mogelijkheid voor de inschrijver om opmerkingen in te dienen, het lot dat aan zijn offerte is voorbehouden niet in het minst beïnvloeden.

(cf. punten 84, 85, 99, 101, 117, 119, 120)

3.      Het algemene beginsel van gelijke behandeling, dat bij artikel 89, lid 1, van verordening nr. 1605/2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen toepassing vindt op het gebied van overheidsopdrachten, moet worden toegepast tussen inschrijvers die deelnemen aan een bepaalde aanbestedingsprocedure. Een inschrijver die het vereiste van de aankondiging van de opdracht om de offerte in een dubbele enveloppe in te dienen, waarbij elk van hen is verzegeld, niet heeft geëerbiedigd, kan derhalve niet hetzelfde worden behandeld als de andere inschrijvers die een offerte in de betreffende aanbestedingsprocedure hebben ingediend, daar die inschrijver niet in een situatie verkeert die vergelijkbaar is met die van de andere inschrijvers. Zelfs indien ervan wordt uitgegaan dat die inschrijver daadwerkelijk andere offertes heeft verstuurd onder omstandigheden die even onrechtmatig waren in het kader van andere aanbestedingsprocedures, kan hij in dit verband niet met een beroep op het gelijkheidsbeginsel eisen dat hij kan profiteren van een onrechtmatigheid.

(cf. punten 109, 110)