Language of document :

Beroep ingesteld op 19 december 2007 - Dow Agrosciences BV e.a. / Commissie

(Zaak T-470/07)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partijen: Dow Agrosciences BV (Rotterdam, Nederland), Dow AgroSciences Ltd (Hitchin, Verenigd Koninkrijk), Dow AgroSciences SAS (Mougins, Frankrijk), Dow AgroSciences Export SAS (Mougins, Frankrijk), Dow AgroSciences Italia Srl (Milaan, Italië), Dow AgroSciences Iberica SA (Madrid, Spanje), Dow AgroSciences Vertriebsgesellschaft mbH (Neusiedl am See, Oostenrijk), Dow AgroSciences LLC (Indianapolis, Verenigde Staten) (vertegenwoordigers: K. Van Maldegem, C. Mereu, advocaten)

Verwerende partij: Commissie van de Europese Gemeenschappen

Conclusies

nietigverklaring van beschikking 2007/619/EG van de Commissie;

verwijzing van verweerster in alle kosten van de onderhavige procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoeksters vorderen nietigverklaring van beschikking 2007/619/EG van de Commissie van 20 september 2007 betreffende de niet-opneming van 1,3-dichloorpropeen in bijlage I bij richtlijn 91/414/EEG1 van de Raad (hierna: "richtlijn 91/414") en de intrekking van de toelatingen voor gewasbeschermingsmiddelen die deze stof bevatten.

Volgens verzoeksters is deze beschikking onwettig om de volgende redenen:

(a) in deze beschikking wordt een aantal wezenlijke procedurele voorschriften geschonden, doordat zij is gebaseerd op een rapport van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid ("EFSA") waarin inbreuk wordt gemaakt op artikel 8, lid 7, van verordening nr. 451/20002 van de Commissie, aangezien verweerster artikel 8, lid 8, van deze verordening heeft geschonden en de bestreden beschikking niet voldoet aan de toepasselijke wetgevingsprocedure, waardoor de artikelen 5 EG, 7 EG, en artikel 5 van besluit 1999/4683 zijn geschonden;

(b) de bestreden beschikking bevat kennelijke beoordelingsfouten aangezien wordt besloten tot niet-opneming van 1,3-dichloorpropeen in bijlage I bij richtlijn 91/414/EEG van de Raad zonder dat is aangetoond dat de stof een onaanvaardbaar risico voor de gezondheid van de mensen of het leefmilieu inhoudt en niet voldoet aan de vereisten van artikel 5, leden 1 en 2, van richtlijn 91/414 voor opneming in bijlage I;

(c) de bestreden beschikking schendt een aantal algemene beginselen van het gemeenschapsrecht en inzonderheid (i) het rechtszekerheidsbeginsel en het beginsel van het gewettigd vertrouwen, (ii) het evenredigheidsbeginsel, (iii) het gelijkheidsbeginsel, (iv) het beginsel van behoorlijk bestuur en (v) de rechten van verdediging van verzoeksters en hun recht op een eerlijk proces;

(d) de bestreden beschikking maakt inbreuk op het EG-Verdrag en op de rechtsregels tot toepassing ervan en inzonderheid op (i) artikel 13 van richtlijn 91/414 en (ii) artikel 95 EG en de artikelen 4 en 5 van voornoemde richtlijn.

Verzoeksters werpen krachtens artikel 241 EG een exceptie van onwettigheid van artikel 20 van verordening (EG) nr. 1490/20024 van de Commissie op, aangezien hun recht op bescherming van het gewettigd vertrouwen wezenlijk werd aangetast doordat verordening nr. 451/2000 aldus werd gewijzigd dat EFSA moet worden betrokken bij de beoordeling van de betrokken stof.

____________

1 - Richtlijn 91/414/EEG van de Raad van 15 juli 1991 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (PB L 230, blz. 1).

2 - Verordening (EG) nr. 451/2000 van de Commissie van 28 februari 2000 houdende bepalingen voor de uitvoering van de tweede en de derde fase van het werkprogramma als bedoeld in artikel 8, lid 2, van richtlijn 91/414/EEG van de Raad (PB L 55, blz. 25).

3 - Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (PB L 184, blz. 23).

4 - Verordening (EG) nr. 1490/2002 van de Commissie van 14 augustus 2002 houdende bepalingen voor de uitvoering van de derde fase van het werkprogramma zoals bedoeld in artikel 8, lid 2, van richtlijn 91/414/EEG van de Raad en tot wijziging van verordening (EG) nr. 451/2000 (Voor de EER relevante tekst) (PB L 224, blz.23).