Language of document :

Arrest van het Hof (Derde kamer) van 21 januari 2010 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Rechtbank van eerste aanleg te Bergen - België) - Société de Gestion Industrielle (SGI) / Belgische Staat

(Zaak C-311/08)1

(Vrijheid van vestiging - Vrij verkeer van kapitaal - Directe belastingen - Wetgeving inzake inkomstenbelasting − Vaststelling van belastbare inkomsten van vennootschappen − Vennootschappen die zich in band van wederzijdse afhankelijkheid bevinden − Abnormaal of goedgunstig voordeel dat ingezeten vennootschap toekent aan in andere lidstaat gevestigde vennootschap − Toevoeging van bedrag van dit voordeel aan eigen winst van ingezeten toekennende vennootschap − Evenwichtige verdeling van heffingsbevoegdheid tussen lidstaten − Bestrijding van belastingontwijking − Voorkoming van misbruiken − Evenredigheid)

Procestaal: Frans

Verwijzende rechter

Rechtbank van eerste aanleg te Bergen

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Société de Gestion Industrielle (SGI)

Verwerende partij: Belgische Staat

Voorwerp

Verzoek om een prejudiciële beslissing - Rechtbank van eerste aanleg te Bergen (België) - Uitlegging van de artikelen 12 EG, 43 EG, 48 EG en 56 EG - Toelaatbaarheid van een nationale regeling volgens welke een abnormaal of goedgunstig voordeel dat een ingezeten vennootschap heeft toegekend aan een niet-ingezeten vennootschap waarmee banden van wederzijdse afhankelijkheid bestaan, wordt belast bij de ingezeten vennootschap, terwijl datzelfde voordeel niet wordt belast wanneer het wordt toegekend aan een ingezeten vennootschap

Dictum

Artikel 43 EG, gelezen in samenhang met artikel 48 EG, moet aldus worden uitgelegd dat het zich in beginsel niet verzet tegen een regeling van een lidstaat als die aan de orde in het hoofdgeding, volgens welke een abnormaal of goedgunstig voordeel wordt belast bij de ingezeten vennootschap wanneer dit voordeel is toegekend aan een in een andere lidstaat gevestigde vennootschap ten aanzien waarvan eerstgenoemde vennootschap zich rechtstreeks of indirect in een band van wederzijdse afhankelijkheid bevindt, terwijl een ingezeten vennootschap niet over een dergelijk voordeel kan worden belast ingeval dit voordeel is toegekend aan een andere ingezeten vennootschap ten aanzien waarvan deze vennootschap zich in een dergelijke band bevindt. Niettemin dient de verwijzende rechterlijke instantie te verifiëren of de regeling in het hoofdgeding niet verder gaat dan noodzakelijk is voor het bereiken van de door deze regeling nagestreefde doelstellingen, in hun geheel beschouwd.

____________

1 - PB C 260 van 11.10.2008.