Language of document : ECLI:EU:T:2021:254

Zaak T119/17 RENV

Ruben Alba Aguilera e.a.

tegen

Europese Dienst voor extern optreden

 Arrest van het Gerecht (Vierde kamer) van 12 mei 2021

„Openbare dienst – Ambtenaren – Tijdelijke functionarissen – Arbeidscontractanten – Bezoldiging – In een derde land tewerkgesteld personeel van EDEO – Artikel 10 van bijlage X bij het Statuut – Jaarlijkse evaluatie van de toelage wegens bijzondere levensomstandigheden – Besluit om de toelage wegens bijzondere levensomstandigheden voor het in Ethiopië tewerkgestelde personeel te verlagen van 30 naar 25 % – Regionale coherentie – Kennelijke beoordelingsfouten”

1.      Ambtenaren – Statuut – Algemene uitvoeringsbepalingen – Verplichting om dergelijke bepalingen vast te stellen – Uitzonderingskarakter

(Ambtenarenstatuut, art. 110 en bijlage X)

(zie punten 48‑50)

2.      Ambtenaren – Bezoldiging – Financiële regeling voor in een derde land tewerkgestelde ambtenaren – Toelage wegens bijzondere levensomstandigheden – Voorwaarden voor toekenning – Jaarlijkse herziening en evaluatie – Verplichting voor de instellingen om algemene uitvoeringsbepalingen vast te stellen – Geen

(Ambtenarenstatuut, art. 110 en bijlage X, art. 10)

(zie punten 55‑57, 59‑61)

3.      Ambtenaren – Statuut – Algemene uitvoeringsbepalingen – Vaststellingsprocedure – Verplichting voor de administratie om het advies van het comité voor het Statuut in te winnen – Geen

(Ambtenarenstatuut, art. 110)

(zie punt 62)

4.      Exceptie van onwettigheid – Draagwijdte – Handelingen ten aanzien waarvan een exceptie van onwettigheid kan worden opgeworpen – Handeling van algemene strekking waarop het bestreden besluit is gebaseerd – Noodzaak van een juridisch verband tussen de bestreden handeling en de betwiste algemene handeling – Richtsnoeren die ten grondslag lagen aan de vaststelling van het bestreden besluit – Ontvankelijkheid

(Art. 263 en 277 VWEU)

(zie punten 69‑77, 79)

5.      Ambtenaren – Bezoldiging – Financiële regeling voor in een derde land tewerkgestelde ambtenaren – Toelage wegens bijzondere levensomstandigheden – Vaststelling – Beoordelingsbevoegdheid van de administratie – Rechterlijke toetsing – Grenzen

[Ambtenarenstatuut, art. 1 ter, a), art. 62 en bijlage X, art. 10; verordening nr. 1023/2013 van het Europees Parlement en de Raad, overweging 27]

(zie punten 81, 82, 85, 87, 88, 102‑104)

6.      Ambtenaren – Bezoldiging – Financiële regeling voor in een derde land tewerkgestelde ambtenaren – Toelage wegens bijzondere levensomstandigheden – Vaststelling – Criteria – Toepassing van het beginsel van regionale coherentie vóór het onderzoek van de levensomstandigheden

(Ambtenarenstatuut, bijlage X, art. 10)

(zie punten 90‑93)

Samenvatting

Verzoekers, Ruben Alba Aguilera en anderen, zijn ambtenaar of functionaris van de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO) en waren in Ethiopië tewerkgesteld toen door EDEO het besluit werd vastgesteld waarbij het percentage van de toelage wegens bijzondere levensomstandigheden (hierna: „TBL”), die wordt uitgekeerd aan in derde landen tewerkgestelde functionarissen, met ingang van 1 januari 2016 werd herzien (hierna: „bestreden besluit”)(1).

Bij dit besluit werd het percentage van de TBL voor personeel van de Unie in Ethiopië verlaagd van 30 naar 25 % van het referentiebedrag. Ten gevolge van deze verlaging hebben verzoekers hun recht op ontspanningsverlof verloren(2).

Verzoekers hebben de verlaging van het percentage van de TBL aangevochten door elk een klacht in te dienen tegen het bestreden besluit voor zover de TBL voor het in Ethiopië tewerkgestelde personeel van de Europese Unie hierbij met ingang van 1 januari 2016 werd verminderd. Nadat deze klachten waren afgewezen, hebben verzoekers bij het Gerecht beroep ingesteld, waarmee zij in wezen nietigverklaring van het bestreden besluit vorderen.

Het Gerecht verklaart het bestreden besluit nietig en spreekt zich voor het eerst uit over de kwestie van de toepassing van het beginsel van regionale coherentie bij de vaststelling van de TBL in een standplaats.

Beoordeling door het Gerecht

Om te beginnen doet het Gerecht uitspraak over de gestelde verplichting van EDEO om algemene uitvoeringsbepalingen vast te stellen voor artikel 10 van bijlage X bij het Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie (hierna: „Statuut”), dat betrekking heeft op de TBL. Het Gerecht is van oordeel dat dit artikel, voor zover het de TBL regelt, gelet op de bewoordingen en de doelstellingen ervan en op de daarin vervatte procedurele waarborgen dat de TBL op jaarbasis en na advies van het personeelscomité wordt herzien, voldoende duidelijk en nauwkeurig is om te vermijden dat het willekeurig wordt toegepast, en dus niet vereist dat bij wijze van uitzondering algemene uitvoeringsbepalingen worden vastgesteld.

Wat vervolgens de nadere bepalingen met betrekking tot de toepassing van artikel 10 van bijlage X bij het Statuut betreft, merkt het Gerecht op dat het tot aanstelling bevoegd gezag over een ruime beoordelingsmarge beschikt met betrekking tot de factoren en elementen die bij de aanpassing van de bezoldigingen van de ambtenaren in aanmerking moeten worden genomen. Bijgevolg is het Gerecht van oordeel dat de door EDEO opgestelde richtsnoeren voor de vaststelling van de methode om met name de TBL te bepalen (hierna: „richtsnoeren”), voor zover zij rekening houden met het beginsel van regionale coherentie, niet in strijd zijn met artikel 10 van bijlage X bij het Statuut.

In dit verband merkt het Gerecht op dat het beginsel van regionale coherentie ertoe strekt de objectiviteit van de vergelijking van de levensomstandigheden in de standplaatsen met die in de Unie te waarborgen en tegelijkertijd het doel van de TBL in acht te nemen. De toepassing van dit beginsel beoogt namelijk te garanderen dat vergelijkbare omstandigheden in twee landen in dezelfde regio op vergelijkbare wijze worden beoordeeld.

Voorts spreekt het Gerecht zich uit over de door EDEO verrichte beoordeling van de parameters „situatie op het gebied van de volksgezondheid en de ziekenhuisverpleging” en „andere plaatselijke levensomstandigheden”.

Dienaangaande stelt het Gerecht vast dat de richtsnoeren bepalen dat de score voor de parameter „situatie op het gebied van de volksgezondheid en de ziekenhuisverpleging” moet worden vastgesteld op basis van het door International SOS opgestelde vergelijkende volksgezondheidsoverzicht, maar dat zij niet verlangen dat de trappen van de in dit overzicht gebruikte schaal overeenstemmen met de voor deze parameter toe te kennen score. Bijgevolg heeft EDEO, door te besluiten om een score van 4 op een totaal van 5 punten aan Ethiopië toe te kennen, de grenzen van de beoordelingsmarge die de wetgever hem bij de vaststelling van de TBL heeft willen verlenen, niet overschreden.

Ten slotte heeft het Gerecht zich uitgesproken over het criterium „publieke diensten”, dat heeft geleid tot een wijziging van de aan de parameter „andere plaatselijke levensomstandigheden” toegekende score. Gelet op het betoog van verzoekers dat de kwaliteit van de publieke diensten in Ethiopië tussen 2014 en 2015 niet is verbeterd en op het feit dat EDEO geen enkele toelichting verschaft die de aan dit criterium toegekende lagere score zou kunnen rechtvaardigen, komt het Gerecht tot de slotsom dat EDEO bij de evaluatie van dit criterium een kennelijke beoordelingsfout heeft gemaakt. Deze fout rechtvaardigt de nietigverklaring van het bestreden besluit, aangezien het criterium van de „publieke diensten” het criterium was dat ertoe heeft geleid dat de aan de parameter „andere plaatselijke levensomstandigheden” toegekende score met één punt werd verlaagd, waardoor de aan Ethiopië toegekende score onder de drempel van 14 punten is komen te liggen die moest worden gehaald om het percentage van de TBL vast te stellen op 30 %.


1      Besluit ADMIN(2016) 7 van de directeur-generaal Begroting en Administratie van EDEO van 19 april 2016 betreffende de vaststelling van de toelage wegens bijzondere levensomstandigheden als bedoeld in artikel 10 van bijlage X bij het Statuut – Boekjaar 2016.


2      Artikel 8 van bijlage X bij het Statuut, met als opschrift „Bijzondere afwijkende bepalingen voor de ambtenaren die zijn tewerkgesteld in een derde land”, bepaalt dat „[h]et tot aanstelling bevoegde gezag [...] aan de ambtenaar bij wijze van uitzondering, bij een bijzonder, met redenen omkleed besluit, wegens bijzondere zware levensomstandigheden in zijn standplaats een ontspanningsverlof [kan] verlenen. Het tot aanstelling bevoegde gezag bepaalt voor elk van deze standplaatsen, in welke stad of steden dit verlof kan worden doorgebracht”.