Language of document :

Beroep ingesteld op 1 augustus 2008 - Elf Aquitaine / Commissie

(Zaak T-299/08)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: Elf Aquitaine SA (Courbevoie, Frankrijk) (vertegenwoordigers: E. Morgan de Rivery, S. Thibault-Liger, advocaten)

Verwerende partij: Commissie van de Europese Gemeenschappen

Conclusies

primair, nietig verklaren, op grond van artikel 230 EG, beschikking C(2008) 2626 def. van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 11 juni 2008 voor zover zij Elf Aquitaine betreft;

subsidiair,

intrekken of verlagen, op grond van artikel 229 EG, de geldboete van 22 700 000 EUR die bij artikel 2, sub c, van beschikking C(2008) 2626 def. van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 11 juni 2008 hoofdelijk en gezamenlijk aan Arkema France SA en Elf Aquitaine is opgelegd;

intrekken of verlagen, op grond van artikel 229 EG, de geldboete van 15 890 000 EUR die bij artikel 2, sub e, van beschikking C(2008) 2626 def. van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 11 juni 2008 aan Elf Aquitaine is opgelegd;

in ieder geval de Commissie van de Europese Gemeenschappen in alle kosten te verwijzen.

Middelen en voornaamste argumenten

Met het onderhavige beroep verlangt verzoekster gedeeltelijke nietigverklaring van beschikking C(2008) 2626 def. van de Commissie van 11 juni 2008 in zaak COMP/38.695 - Natriumchloraat, waarbij de Commissie had vastgesteld dat bepaalde ondernemingen, waaronder verzoekster, artikel 81, lid 1, EG en artikel 53, lid 1, van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte hebben geschonden door verkoopvolumes te verdelen, prijzen vast te stellen, commercieel gevoelige informatie over de prijzen en verkoopvolumes uit te wisselen en de uitvoering van die mededingingsverstorende maatregelen op de markt voor natriumchloraat in de Europese Economische Ruimte te bewaken.

Tot staving van haar aanspraken voert verzoekster elf middelen aan:

schending van de regels inzake de toerekenbaarheid van inbreuken in het kader van groepen van vennootschappen, voor zover i) de Commissie ten onrechte zou hebben gesteld dat zij niet verplicht was elementen aan te voeren ter bevestiging van het vermoeden dat een moedervennootschap die 100 % van een dochtermaatschappij bezit, een beslissende invloed uitoefent op deze laatste, ii) de daadwerkelijk door de Commissie aangehaalde elementen dat vermoeden niet zouden bevestigen en iii) de Commissie de door verzoekster aangevoerde reeks aanwijzingen ter weerlegging van dat vermoeden zou hebben verworpen;

schending van de rechten van de verdediging van verzoekster en de beginselen van gelijkheid van wapens, vermoeden van onschuld, aansprakelijkheid voor eigen daden en persoonlijk karakter van straffen, legaliteit en gelijke behandeling op het gebied van toerekenbaarheid;

onjuiste opvatting van de door verzoekster aangevoerde reeks aanwijzingen;

tegenstrijdige motivering met betrekking tot het begrip onderneming in de zin van artikel 81, lid 1, EG, de onafhankelijkheid van de dochtervennootschap Arkema France tegenover verzoekster en de inhoud van de controle die een moedervennootschap moet uitoefenen opdat de inbreuk van de dochtervennootschap aan de moedervennootschap zou kunnen worden toegerekend;

schending van het beginsel van goed bestuur, voor zover de Commissie i) niet met zorg en onpartijdigheid alle relevante elementen zou hebben onderzocht, ii) op partijen niet dezelfde regels zou hebben toegepast die zij op zichzelf toepast en iii) de tegen verzoekster ingeleide procedure niet zou hebben geschorst in afwachting van de arresten in relevante zaken die bij het Gerecht van eerste aanleg aanhangig zijn;

schending van het rechtszekerheidsbeginsel, aangezien de Commissie is afgeweken van de in eerdere beschikkingen toegepaste criteria voor de toerekenbaarheid van een inbreuk van een dochtervennootschap aan de moedervennootschap;

misbruik van bevoegdheid, aangezien de opgelegde sancties zijn afgewend van hun legitieme doel, namelijk een onderneming straffen omdat zij een inbreuk heeft begaan;

ongegrondheid van het opleggen van een eigen geldboete aan verzoekster, met schending van het beginsel van zelfstandigheid van de rechtspersoon en met dubbele inaanmerkingneming van de afschrikkende werking bij de vaststelling van het bedrag van de geldboete;

schending van de beginselen en regels die de berekening van de geldboeten beheersen;

schending van de clementieregeling1 door te beweren dat de door de dochtervennootschap Arkema France geleverde bewijzen onvoldoende waren, en

onbillijkheid om verzoekster via twee onderscheiden geldboeten de zwaarste sanctie op te leggen, wanneer de verantwoordelijkheid van de dochtervennootschap Arkema France aanzienlijk geringer was dan die van EKA en Finnish Chemicals.

____________

1 - Mededeling van de Commissie betreffende immuniteit tegen geldboeten en vermindering van geldboeten in kartelzaken (PB 2002, C 45, blz. 3).