Language of document : ECLI:EU:C:2008:420

Zaak C‑488/06 P

L & D SA

tegen

Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (BHIM)

„Hogere voorziening – Gemeenschapsmerk – Verordening (EG) nr. 40/94 – Artikelen 8, lid 1, sub b, en 73 – Beeldmerk ‚Aire Limpio’ – Communautaire, nationale en internationale beeldmerken die dennenboom voorstellen met verschillende opschriften – Oppositie door houder – Gedeeltelijke weigering tot inschrijving – Bijzonder onderscheidend vermogen van ouder merk afgeleid uit bewijsmateriaal inzake ander merk”

Samenvatting van het arrest

1.        Gemeenschapsmerk – Definitie en verkrijging van gemeenschapsmerk – Relatieve weigeringsgronden – Oppositie door houder van gelijk of overeenstemmend ouder merk dat is ingeschreven voor zelfde of soortgelijke waren of diensten

(Verordening nr. 40/94 van de Raad, art. 8, lid 1, sub b)

2.        Gemeenschapsmerk – Definitie en verkrijging van gemeenschapsmerk – Relatieve weigeringsgronden – Oppositie door houder van gelijk of overeenstemmend ouder merk dat is ingeschreven voor zelfde of soortgelijke waren of diensten

(Verordening nr. 40/94 van de Raad, art. 8, lid 1, sub b)

3.        Gemeenschapsmerk – Definitie en verkrijging van gemeenschapsmerk – Relatieve weigeringsgronden – Oppositie door houder van gelijk of overeenstemmend ouder merk dat is ingeschreven voor zelfde of soortgelijke waren of diensten

(Verordening nr. 40/94 van de Raad, art. 8, lid 1, sub b)

4.        Gemeenschapsmerk – Definitie en verkrijging van gemeenschapsmerk – Relatieve weigeringsgronden – Oppositie door houder van gelijk of overeenstemmend ouder merk dat is ingeschreven voor zelfde of soortgelijke waren of diensten

(Verordening nr. 40/94 van de Raad, art. 8, lid 1, sub b)

1.        De verkrijging van onderscheidend vermogen kan voortkomen uit het gebruik van een merk als onderdeel van een ander ingeschreven merk. Het is voldoende dat ten gevolge van dit gebruik de betrokken kringen de door het merk aangeduide waar of dienst daadwerkelijk percipiëren als afkomstig van een bepaalde onderneming.

Dit geldt zowel wanneer het gaat om de verkrijging van onderscheidend vermogen door een aangevraagd merk, als wanneer het gaat om de vaststelling van het bijzonder onderscheidend vermogen van een ouder merk voor de beoordeling van het bestaan van verwarringsgevaar in de zin van artikel 8, lid 1, sub b, van verordening nr. 40/94 inzake het gemeenschapsmerk.

(cf. punten 49, 51)

2.        In het kader van het onderzoek van een oppositie door de houder van een ouder merk op grond van artikel 8, lid 1, sub b, van verordening nr. 40/94 inzake het gemeenschapsmerk ingesteld, kan dit oudere merk niet alleen van huis uit, maar ook wegens de bekendheid ervan bij het publiek een bijzonder onderscheidend vermogen bezitten. Het argument dat het oudere merk een zeer zwak onderscheidend vermogen van huis uit bezit, kan dus geen afbreuk doen aan de vaststelling dat dit merk een bijzonder onderscheidend vermogen heeft verkregen wegens de bekendheid ervan.

(cf. punten 65, 67)

3.        In het kader van het onderzoek van een oppositie door de houder van een ouder merk op grond van artikel 8, lid 1, sub b, van verordening nr. 40/94 inzake het gemeenschapsmerk ingesteld, mag rekening worden gehouden met gegevens die weliswaar dateren van na de datum van indiening van de gemeenschapsmerkaanvraag, maar waaruit conclusies kunnen worden getrokken over de situatie op die datum.

(cf. punt 71)

4.        In het kader van het onderzoek van een oppositie door de houder van een ouder merk op grond van artikel 8, lid 1, sub b, van verordening nr. 40/94 inzake het gemeenschapsmerk ingesteld, bestaat er geen enkele regel volgens welke in het geval van gecombineerde merken bestaande uit zowel grafische elementen als woordelementen, laatstgenoemde elementen systematisch als dominerend moeten worden beschouwd. Verder bestaat er geen enkele regel volgens welke het woordbestanddeel van een dergelijk samengesteld merk onderscheidend en fantasievol moet worden geacht wanneer het geen bijzondere betekenis heeft.

(cf. punten 55, 84)