Language of document : ECLI:EU:T:2009:391

Zaak T‑420/05

Vischim Srl

tegen

Commissie van de Europese Gemeenschappen

„Gewasbeschermingsmiddelen – Werkzame stof chloorthalonil – Opneming in bijlage I bij richtlijn 91/414/EEG – Evaluatieprocedure – Richtlijn 2005/53/EG – Beroep tot nietigverklaring – Beroep wegens nalaten – Beroep tot schadevergoeding”

Samenvatting van het arrest

1.      Beroep tot nietigverklaring – Natuurlijke of rechtspersonen – Handelingen die hen rechtstreeks en individueel raken – Richtlijn waarbij werkzame stof onder voorwaarden wordt opgenomen in bijlage I bij richtlijn 91/414

(Art. 230, vierde alinea, EG; richtlijn 91/414 van de Raad, art. 8, lid 2; richtlijn 2005/53 van de Commissie)

2.      Landbouw – Harmonisatie van wetgevingen – Op markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen – Richtlijn 91/414 – Procedure voor opneming van werkzame stoffen van die middelen in bijlage I bij deze richtlijn

(Verordening nr. 3600/92 van de Commissie, art. 6, lid 1, en 7, lid 2; richtlijn 91/414 van de Raad)

3.      Landbouw – Harmonisatie van wetgevingen – Op markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen – Richtlijn 91/414 – Procedure voor opneming van werkzame stoffen van die middelen in bijlage I bij deze richtlijn

(Verordening nr. 3600/92 van de Commissie, art. 7, leden 2 en 3; richtlijn 91/414 van de Raad)

4.      Beroep tot nietigverklaring – Handelingen waartegen beroep kan worden ingesteld – Handelingen die bindende rechtsgevolgen sorteren – Procedure voor opneming van werkzame stof in bijlage I bij richtlijn 91/414

(Art. 230 EG; verordening nr. 3600/92 van de Commissie, art. 7, lid 6)

1.      In het kader van de evaluatieprocedure bedoeld in artikel 8, lid 2, van richtlijn 91/414 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen wordt de kennisgever, die het dossier heeft ingediend en aan de evaluatieprocedure heeft deelgenomen, individueel geraakt door de handeling van de Commissie waarmee de procedure wordt afgesloten. In dat verband wordt hij evenzeer geraakt door een richtlijn waarbij een werkzame stof onder voorwaarden wordt toegelaten als door een beschikking waarbij de toelating wordt geweigerd.

Aangezien richtlijn 2005/53 tot wijziging van richtlijn 91/414 teneinde bepaalde werkzame stoffen op te nemen voorziet in de voorwaarden voor het in de handel brengen van chloorthalonil op de communautaire markt, die met name verband houden met het maximumgehalte aan hexachloorbenzeen (HCB), heeft zij rechtstreeks gevolgen voor de rechtspositie van de onderneming die genoemde stof produceert. De actie die de lidstaten moeten ondernemen om binnen de gestelde termijn te verifiëren of de toelatingen voor gewasbeschermingsmiddelen welke die stof bevatten in overeenstemming zijn met de voorwaarden voor de opneming van die stof in bijlage I bij richtlijn 91/414, heeft bovendien een zuiver automatisch karakter, aangezien de lidstaten geen enkele beoordelingsmarge hebben met betrekking tot het maximumgehalte aan HCB. In die omstandigheden heeft richtlijn 2005/53 rechtstreeks gevolgen voor de rechtspositie van de verzoekende onderneming.

(cf. punten 71‑72, 76‑78)

2.      In het kader van de procedure voor de evaluatie van werkzame stoffen bedoeld in verordening nr. 3600/92 houdende bepalingen voor de uitvoering van de eerste fase van het werkprogramma als bedoeld in artikel 8, lid 2, van richtlijn 91/414 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen, dient de kennisgever die een individueel dossier heeft ingediend, alle gegevens te verstrekken die noodzakelijk zijn voor de evaluatie van de aangemelde werkzame stof. Zelfs indien de Commissie over de mogelijkheid zou beschikken om rekening te houden met het geheel van gegevens uit de verschillende dossiers, blijft het een feit dat voor zover de kennisgevers geen gemeenschappelijk dossier indienen, het aan iedere kennisgever staat om zich ervan te vergewissen dat zijn individuele dossier volledig is.

Indien het door een kennisgever ingediende dossier onvoldoende gegevens bevat, begaat de Commissie geen procedurefout door voormelde actieve stof te evalueren op basis van het dossier van een andere kennisgever.

(cf. punten 93‑94, 110, 118)

3.      In het kader van een procedure waarbij een reeds op de markt aanwezig product opnieuw wordt geëvalueerd op basis van een dossier dat door de betrokken producent is ingediend met het oog op de evaluatie ervan door de als rapporteur optredende lidstaat en de Commissie, kan die producent zich beroepen op het recht om te worden geïnformeerd over de voornaamste leemten in zijn dossier die in de weg staan aan de toelating van de betrokken werkzame stof. Bij gebreke van enig uitdrukkelijk procedurevoorschrift in die zin kan van de Commissie daarentegen niet worden verlangd dat zij de kennisgevers in kennis stelt van de inhoud van de aan het comité voorgestelde maatregel.

(cf. punten 140, 142‑143)

4.      Als handelingen die vatbaar zijn voor beroep tot nietigverklaring in de zin van artikel 230 EG zijn te beschouwen, maatregelen die bindende rechtsgevolgen in het leven roepen, welke de belangen van de verzoeker kunnen aantasten doordat zij diens rechtspositie aanmerkelijk wijzigen. In beginsel staat geen beroep open tegen tussenmaatregelen die de voorbereiding van de eindbeschikking tot doel hebben. Wel staat beroep open tegen handelingen die in de loop van de voorbereidende procedure tot stand zijn gekomen en op zichzelf het einde markeren van een bijzondere procedure die onderscheiden is van die welke de Commissie in staat moet stellen ten gronde te beslissen, en die bindende rechtsgevolgen in het leven roepen die de belangen van de verzoeker kunnen aantasten doordat zij diens rechtspositie aanmerkelijk wijzigen.

Uit artikel 7, lid 6, van verordening nr. 3600/92 houdende bepalingen voor de uitvoering van de eerste fase van het werkprogramma als bedoeld in artikel 8, lid 2, van richtlijn 91/414 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen blijkt dat het evaluatieverslag een door de Commissie vastgesteld tussenbesluit is, dat de conclusies bevat van het door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid verrichte onderzoek, tot doel heeft het besluit betreffende de opneming van de betrokken werkzame stof in bijlage I bij richtlijn 91/414 voor te bereiden, en geen autonome rechtsgevolgen in het leven kan roepen die de belangen van de kennisgever kunnen raken. Met name het ontbreken van een verwijzing naar de gegevens van een kennisgever in de bijlage bij dit document kan geen bindende rechtsgevolgen in het leven roepen met betrekking tot de toepassing van de door de lidstaten genomen maatregelen in het kader van de uitvoering van artikel 13, lid 3, van richtlijn 91/414.

(cf. punten 237‑238, 249‑250)