Language of document : ECLI:EU:T:2015:778

ARREST VAN HET GERECHT (Kamer voor hogere voorzieningen)

13 oktober 2015

Zaak T‑131/14 P

Catherine Teughels

tegen

Europese Commissie

„Hogere voorziening – Incidentele hogere voorziening – Openbare dienst – Ambtenaren – Pensioenen – Overdracht van nationale pensioenrechten – Voorstel voor extra pensioenjaren – Geen bezwarend besluit – Niet-ontvankelijkheid van het beroep in eerste aanleg – Artikel 11, lid 2, van bijlage VIII bij het Statuut”

Betreft:      Hogere voorziening tegen het arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken van de Europese Unie (Voltallige zitting) van 11 december 2013, Teughels/Commissie (F‑117/11, JurAmbt., EU:F:2013:196), en strekkende tot vernietiging van dat arrest.

Beslissing:      Het arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken van de Europese Unie (Voltallige zitting) van 11 december 2013, Teughels/Commissie (F‑117/11), wordt vernietigd. Het door Teughels bij het Gerecht voor ambtenarenzaken in zaak F‑117/11 ingestelde beroep wordt verworpen. Teughels draagt haar eigen kosten van deze procedure alsmede die welke de Europese Commissie in verband met de hogere voorziening heeft gemaakt. De Commissie draagt haar eigen kosten van de incidentele hogere voorziening. Teughels en de Commissie dragen elk hun eigen kosten van de procedure in eerste aanleg.

Samenvatting

1.      Beroepen van ambtenaren – Bezwarend besluit – Begrip – Voorstel voor extra pensioenjaren met het oog op de overdracht van vóór de indiensttreding bij de Unie verkregen pensioenrechten aan de regeling van de Unie – Daarvan uitgesloten – Besluit tot erkenning van pensioenjaren dat is genomen na de overdracht van het kapitaal dat de verkregen pensioenrechten vertegenwoordigt – Daaronder begrepen

(Ambtenarenstatuut, art. 91, lid 1, en bijlage VIII, art. 11, lid 2)

2.      Ambtenaren – Pensioenen – Pensioenrechten verkregen vóór de indiensttreding bij de Unie – Overdracht aan de regeling van de Unie – Recht van de belanghebbende om vóór die overdracht definitief het aantal erkende pensioenjaren te kennen – Recht om de Unierechter vooraf te vragen een standpunt in te nemen – Geen recht

(Ambtenarenstatuut, bijlage VIII, art. 11, lid 2)

3.      Beroepen van ambtenaren – Bevoegdheid van de Unierechter – Raadgevend advies – Daarvan uitgesloten

(Art. 270 VWEU; Ambtenarenstatuut, art. 91, lid 1)

1.      Een voorstel voor extra pensioenjaren, dat een ambtenaar wordt gedaan met het oog op overdracht van de in het kader van een andere regeling verkregen pensioenrechten aan de pensioenregeling van de Europese Unie, heeft geen bindende rechtsgevolgen die de rechtspositie van de geadresseerde rechtstreeks en onmiddellijk raken doordat zij die rechtspositie kenmerkend wijzigen. Het vormt derhalve geen bezwarend besluit in de zin van artikel 91, lid 1, van het Statuut.

Overeenkomstig artikel 11, lid 2, van bijlage VIII bij het Statuut vindt de daadwerkelijke bepaling van het aantal pensioenjaren dat wordt toegekend aan de ambtenaar die heeft gevraagd om zijn eerder in een andere regeling verkregen pensioenrechten over te dragen aan de pensioenregeling van de Unie, noodzakelijkerwijs plaats nadat de overdracht concreet heeft plaatsgevonden, „op basis van het overgedragen kapitaal”. Er kan dus niet van worden uitgegaan dat een voorstel voor de vaststelling van pensioenjaren dat op zich vóór die overdracht wordt toegezonden, tot die daadwerkelijke bepaling leidt.

Het aantal toe te kennen pensioenjaren vloeit immers voort uit de toepassing van de methode waarbij het kapitaal dat de eerdere rechten vertegenwoordigt wordt omgezet in pensioenjaren, welke methode is neergelegd in de door de betrokken instelling overeenkomstig artikel 11, lid 2, van bijlage VIII bij het Statuut vastgestelde algemene uitvoeringsbepalingen.

Het is immers het besluit dat wordt vastgesteld nadat de overdracht heeft plaatsgevonden van het kapitaal dat de pensioenrechten vertegenwoordigt die de belanghebbende vóór zijn indiensttreding heeft verkregen, dat een bezwarend besluit vormt en dat het voorwerp kan zijn van een beroep tot nietigverklaring overeenkomstig artikel 91, lid 1, van het Statuut.

(cf. punten 52, 54, 58 en 70)

2.      Artikel 11, lid 2, van bijlage VIII bij het Statuut vereist niet dat de belanghebbende de mogelijkheid wordt verzekerd dat hij, alvorens te besluiten of hij al dan niet gebruik zal maken van zijn recht om zijn in een andere regeling verkregen pensioenrechten over te dragen aan de pensioenregeling van de Unie, definitief het aantal pensioenjaren kent dat na een dergelijke overdracht aan hem zal worden toegekend.

Die bepaling vereist evenmin dat een eventueel geschil tussen de belanghebbende en zijn instelling over de uitlegging en toepassing van de relevante bepalingen, door de Unierechter moet worden beslecht zelfs voordat de belanghebbende heeft besloten of hij zijn in een andere regeling verkregen pensioenrechten wenst over te dragen aan de pensioenregeling van de Unie.

(cf. punt 75)

3.      Artikel 270 VWEU verleent de Unierechter niet de bevoegdheid om raadgevende adviezen te verstrekken, maar enkel de bevoegdheid om uitspraak te doen in elk geschil tussen de Unie en haar personeelsleden, binnen de grenzen en onder de voorwaarden vastgesteld door het Statuut.

Het is het Statuut dat in artikel 91, lid 1, ervan bepaalt dat een beroep tot nietigverklaring enkel betrekking kan hebben op een bezwarend besluit. Wanneer het besluit waartegen het beroep is ingesteld niet bezwarend is voor de verzoeker, is het beroep niet-ontvankelijk. Het eventuele belang van de verzoeker bij de inhoudelijke beslechting van de vraag die hij met zijn beroep heeft gesteld, is in dit verband irrelevant.

(cf. punten 77 en 78)