Language of document :

Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 16 mei 2024 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Sofiyski rayonen sad - Bulgarije) – „Toplofikatsia Sofia” EAD

[Zaak C-222/231 , Toplofikatsia Sofia (Begrip woonplaats van de verweerder)]

[Prejudiciële verwijzing – Justitiële samenwerking in burgerlijke zaken – Verordening (EU) nr. 1215/2012 – Rechterlijke bevoegdheid en tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken – Betalingsbevelprocedure – Begrip „woonplaats” – Onderdaan van een lidstaat die zijn vaste adres in die lidstaat heeft en zijn huidige adres in een andere lidstaat – Onmogelijkheid om dit vaste adres te wijzigen of daarvan af te zien]

Procestaal: Bulgaars

Verwijzende rechter

Sofiyski rayonen sad

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: „Toplofikatsia Sofia” EAD

Dictum

Artikel 62, lid 1 van verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken

moet aldus worden uitgelegd dat

het zich verzet tegen een nationale regeling op grond waarvan onderdanen van een lidstaat die in een andere lidstaat verblijven, worden geacht woonplaats te hebben op een adres dat permanent in de eerstgenoemde lidstaat geregistreerd blijft.

Artikel 4, lid 1, en artikel 5, lid 1, van verordening nr. 1215/2012

moeten aldus worden uitgelegd dat

zij zich ertegen verzetten dat een nationale regeling, zoals uitgelegd in de nationale rechtspraak, een rechter van een lidstaat in andere gevallen dan die welke zijn geregeld in de afdelingen 2 tot en met 7 van hoofdstuk II van die verordening, de bevoegdheid verleent om een betalingsbevel af te geven ten laste van een schuldenaar ten aanzien van wie er een gegrond vermoeden bestaat dat hij op het tijdstip van de indiening van het verzoek om een betalingsbevel zijn woonplaats had op het grondgebied van een andere lidstaat.

Artikel 7 van verordening (EU) 2020/1784 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2020 inzake de betekening en de kennisgeving in de lidstaten van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke of in handelszaken (de betekening en de kennisgeving van stukken)

moet aldus worden uitgelegd dat

het er niet aan in de weg staat dat een gerecht van een lidstaat dat bevoegd is om een betalingsbevel af te geven ten laste van een schuldenaar ten aanzien van wie er een gegrond vermoeden bestaat dat hij zijn woonplaats op het grondgebied van een andere lidstaat heeft, zich tot de bevoegde autoriteiten van die andere lidstaat wendt en de door die staat ter beschikking gestelde middelen gebruikt om het adres van die schuldenaar te achterhalen met het oog op de betekening of kennisgeving van dat betalingsbevel.

____________

1 PB C°223 van 26.6.2023.