Language of document :

Mededeling in het PB

 

Beroep, op 11 augustus 2004 ingesteld door Centro Europa 7 srl tegen Commissie van Europese Gemeenschappen

(Zaak T-338/04)

Procestaal: Italiaans

Bij het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen is op 11 augustus 2004 beroep ingesteld tegen de Commissie van de Europese Gemeenschappen door Centro Europa 7 srl, vertegenwoordigd door V. Ripa di Meana en R. Mastroianni, advocaten.

Verzoekster concludeert dat het het Gerecht behage:

-    nietig te verklaren de beschikking om geen gevolg te geven aan de door verzoekster op 18 oktober 2001 ingediende klacht, die bij brief van 4 juni 2004 van de directeur van DG Mededinging, de heer Menshing, aan verzoekster is meegedeeld en bij telefax van 9 juni 2004, nr. D(2004)/471 aan verzoekster is toegezonden;

-    de Commissie te verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoekster heeft in juli 1999 deelgenomen aan de aanbesteding in Italië met het oog op de afgifte van vergunningen voor de particuliere analoge uitzending, via zendmasten, van tv-programma's in het binnenland, waarbij zij vergunning heeft verkregen voor de "free-to-air"-activiteit voor een duur van zes jaar, met mogelijkheid tot verlenging met nog eens zes jaar. Tot op heden heeft verzoekster de eigenlijke "free-to-air"-uitzendactiviteit echter niet kunnen uitoefenen, omdat haar niet de frequenties zijn toegewezen waarop zij krachtens de vergunning recht heeft. In feite kon de verwezenlijking van het nationale frequentieplan, waardoor haar gewettigde verwachtingen zouden kunnen worden geëerbiedigd, niet worden voltooid, omdat de frequenties op basis van de van kracht zijnde Italiaanse regelgeving worden bezet door televisiezenders die geen vergunning hebben gekregen of die hun activiteit hebben kunnen voortzetten op basis van de bij wet nr. 249 van 1997 ingevoerde "overgangsregeling". Derhalve heeft de voortzetting van de activiteit van het derde net van de groep Mediaset (Retequattro) het onmogelijk gemaakt om de noodzakelijke frequenties vrij te maken zodat verzoekster kon beginnen met haar uitzendingen, zoals op basis van de verleende uitzend-vergunning was vereist.

Het beroep richt zich tegen het besluit om geen gevolg te geven aan de klacht dat de hierboven omschreven situatie en het verzoek aan de Commissie krachtens artikel 86, lid 3, EG tot verstoring van de mededinging leidt, aangezien sprake is van maatregelen die zijn vastgesteld ten gunste van de onderneming (RTI), waaraan de Italiaanse rechtsorde een bijzonder recht heeft verleend.

Tot staving van haar betoog beroept verzoekster zich op schending van de artikelen 82 EG en 86 EG en schending van de motiveringsplicht, doordat verweerster:

-     de betrokken klacht niet nauwkeurig heeft onderzocht, aangezien zij niet is ingegaan op het primaire middel, betreffende discriminatie bij de toegang tot de markt voor tv-uitzendingen;

-     in het kader van de vaststelling van de bestreden handeling eraan voorbij is gegaan, dat de maatregelen die de Italiaanse autoriteit bij de uitsluiting van Europa 7 van de markt voor tv-uitzendingen heeft getroffen of nagelaten, de machtspositie van de zender RTI heeft versterkt.

-     verzuimd heeft de gevolgen van de inwerkingtreding van wet nr. 112 van 2004 voor verzoeksters positie in aanmerking te nemen. In dit verband beroept verzoekster zich tevens op schending van het algemeen beginsel van behoorlijk bestuur, zoals neergelegd in artikel 47 van het Handvest van de grondrechten.

____________